Servettenhouders, flessen ketchup, asbakken, een glas cola, een glas met iets sterkers, bakjes met wat er nog rest van een lunch. Of ontbijt, wie zal het zeggen. Een joch met een pet en een vrouw met sigaret. En Delbert McClinton met twee pleisters om zijn rechter wijsvinger. Alledaagser en Amerikaanser kan een tafereel bijna niet zijn. En o, wat past die wat vettige bar goed bij de muziek van de Texaan op Second Wind.
In 1962 blies McClinton al een partijtje mee op de nummer 1-hit Hey Baby van Bruce Channel. Hij was in de jaren 50 reeds actief in allerlei bandjes in Fort Worth. Toen plaatsgenoot Channel als gevolg van die hit naar Engeland vloog, was McClinton erbij. Tijdens die tournee ontmoette hij John Lennon, die hij mondharmonica leerde spelen. Ach ja, al die ventjes uit het Verenigd Koninkrijk keken torenhoog op tegen die kerels uit de Verenigde Staten.
‘Doorgerookte volwassen mannen-rock. Niets nieuws, maar wel verdomde goed.’ Dat schreef Martijn Stoffer in 1979 in Muziekkrant Oor over Keeper Of The Flame, de plaat die kwam na Second Wind. Het waren woorden die aankwamen bij een zeventienjarige. Op dat moment was ik al volwassen door de muziek, net zoals ik nu precies daardoor nog altijd niet volwassen ben. Maar dit terzijde. Ik schreef deze woorden al eens eerder in 2009 in een recensie van Acquired Taste, een plaat waarop McClinton nog niets aan zijn kracht heeft ingeboet.
In die recensie omschreef ik de artiest als zo Texaans als een plakkerige toog. Vettig als de diner op de hoesfoto van Second Wind. Want vettig is ook de sound. De funky honky tonk bestaat uit country, soul en blues en is nooit al te gedefinieerd. It Ain’t Whatcha Eat But The Way How You Chew It in de woorden van de Texaan. In die recensie uit 1979 had Stoffer het over ‘een geruststellende echtheid, schoonheid en gewoonheid’.
Nog iemand met een lange staat van dienst: Max Merritt. In 1959 had de rocker uit Nieuw-Zeeland al een hit met de single Get A Haircut met zijn band The Meteors. Ook aan de andere kant van de aardbol raakte de jeugd verslingerd aan rock-’n-roll. De band voegde steeds meer soul toe; Merritt was gek van Otis Redding. Ook deze kerels vlogen naar Engeland, maar dat was al een decennium later dan Channel en McClinton. Daar speelde de band in dezelfde pubs als Dr. Feelgood en Brinsley Schwarz. Twee jaar later vlogen de meeste Meteors echter terug.
Merritt werd metselaar, maar niet voor lang. In 1976 trok hij naar Los Angeles. Twee jaar later zat hij in Nashville waar hij Keeping In Touch opnam. Behalve bekende pickers als Reggie Young doet er ook een blazerssectie mee op de plaat, waardoor ook hier op de beste momenten sprake is van funky honky tonk. In september 2020 overleed Merritt op 79-jarige leeftijd.
We blijven in Nashville. Daar staat Mike Henderson aan de bar. Het is bijna nacht, maar hij bestelt er nog een. Ook Edge Of Night speelt zich af op het snijvlak van country en blues. Met One Foot In The Honky Tonk pakt hij het ene na het andere snareninstrument op. Akoestisch, elektrisch, een zessnarige bas, mandoline, steelgitaar, dobro. Hij excelleert op slidegitaar en krijgt er geen genoeg van: I Wouldn’t Lay My Guitar Down. Een nummer van Eddie Clearwater overigens.
Henderson groeide op in Missouri en speelde net zo makkelijk garagerock als bluegrass. Reed van koffiehuizen naar kroegen. Staat hij op Edge Of Night aan de bar nadat hij net een optreden heeft gegeven? Zou zo maar kunnen.
Stewart Eastham moet op The Man I Once Was nog een beetje wennen aan het idee dat hij niet meer in Californië woont. De muziekstad Nashville trok aan hem, maar hij vraagt zich af of hij er wel thuis is. Hij nam zijn solodebuut dan ook nog gewoon op in Los Angeles. Op de hoes is hij in gepeins verzonken. Zo’n gevoel dat je niet zeker weet of je wel op je plek bent, kun je maar het beste vergeten met een tap in de buurt. Inmiddels weten we dat Eastham nog altijd in Nashville woont. Vorig jaar nam hij er zijn derde plaat op, The Great Silence. Een plaat over de grote thema’s als leven en dood. Met een prominente rol voor synthesizers. Zodat je je afvraagt of zoiets nog de moeite waard zou zijn om te bespreken.
Delbert McClinton – Second Wind (1978)
Max Merritt – Keeping In Touch (1978)
Mike Henderson – Edge Of Night (1996)
Stewart Eastham – The Man I Once Was (2013)
28/10/2024 Permalink
De ultieme ‘mannen aan de bar’ hoesfoto is wat mij betreft toch wel die van Danny and Dusty’s The Lost Weekend…