Een denimshirt met daarop een geborduurde rodeocowboy, met die hoesafbeelding probeerde Paul Davis in 1974 aansluiting te vinden bij de op dat moment snel aan populariteit winnende stroming countryrock. De albumtitel Ride ‘Em Cowboy is te vinden op het labeltje in de nek, daar waar doorgaans het merk van het kledingstuk staat.
Davis zat als tiener in de bands Six Soul Survivors en Endless Chain en in 1968 was hij als twintigjarige songschrijver verbonden aan het in Jackson, Mississippi, gevestigde Malaco Records. De artiesten op dat label balanceerden op het snijvlak van country en soul.
In 1970 had Davis met The Reivers een hit in Mississippi en omstreken met Revolution In My Soul. De single op White Whale Records combineert countryrock met soul. De weduwe van songschrijver Bert Berns haalde hem daarop naar Bang Records. Ilene Berns liet hem het door haar man geschreven A Little Bit Of Soap opnemen. Dat was een hit geweest voor The Jarmels in 1961. Ze bereikten er plaats 7 op de rhythm-and-blues-lijst mee. Paul Davis bracht het in 1970 naar positie 52 van de Billboard Hot 100.
Zijn debuut uit datzelfde jaar kreeg de titel A Little Bit Of Paul Davis. Behalve country en soul bevat het vooral lichtgewicht pop. De titelloze opvolger volgt hetzelfde stramien, maar op Ride ‘Em Cowboy kruipt Davis opnieuw richting countryrock. Na de glooiende melodie van het titelnummer volgt het voorzichtig rockende Bronco Rider. Midnight Woman is ronduit funky. Op de beste momenten zou je dit kunnen vergelijken met de muziek van de eveneens uit het zuiden van de Verenigde Staten afkomstige Joe South. Best een aardige plaat dus met voornamelijk eigen liedjes en twee covers waaronder Southern Man van Neil Young.
Het artistieke niveau en/of het commerciële succes van de hoogvliegers van de countryrock als Byrds, Flying Burrito Brothers en Eagles bleef evenwel buiten bereik. Davis drong in de jaren 80 overigens nog wel enkele malen door tot de hitlijsten. Twee keer scoorde hij zelfs een nummer 1-hit, maar dan wel als duetpartner op platen van Marie Osmond en Tanya Tucker.
In 2006 debuteerden twee bands van de Amerikaanse oostkust met een albumcover met daarop ook een westernshirt. The Patrons met het geweldige All That Is Tied en The Beau Roland Band met het ook niet misselijke Northern Hospitality.
Zo’n cowboyshirt zit als gegoten om een schijfje met alt-country. Twee borstzakken, schouderpanelen in V-vorm (zowel voor als achter) en paarlemoeren drukknopen, in de americana kun je nauwelijks om het kledingstuk heen. Het is gedegen en tijdloos, precies zoals de muziek. En artiesten die graag als blikvanger op het podium willen fungeren, kiezen voor contrasterende kleuren en kleurrijke afbeeldingen op het shirt.
Een sobere uitvoering omhult Early Sessions van Pete Krebs And His Portland Playboys. Ze brengen daarop oude western swing. Pete Krebs uit Portland, Oregon, maakte in de jaren 90 naam met Hazel. De punkpop van die band verscheen bij Sub Pop. Halverwege het decennium boog hij zich over bluegrass met Golden Delicious, maakte hij een single met geestverwant Elliott Smith en na de soloplaat Brigadier kreeg hij gezelschap van The Gossamer Wings.
Vorige maand verscheen met All My Friends Are Ghosts na twintig jaar weer een album van Krebs met eigen nummers waarop hij wordt begeleid door leden van The Decemberists en Richmond Fontaine.
The Patrons – All That Is Tied (2006)
Paul Davis – Ride ‘Em Cowboy (1974)
Pete Krebs And His Portland Cowboys – Early Sessions (2012)
The Beau Roland Band – Northern Hospitality (2006)
13/09/2020 Permalink
ik heb zelf 3 scully shirts met gitaren en met skelet en cactussen ook heel mooi