De 26ste editie van TakeRoot -ooit in 1998 begonnen in Assen (de Smelt)- kende wederom een mooie, gevarieerde line-up; eentje met een aantal uitschieters. De eerlijkheid gebiedt wel te zeggen dat alles zien (zelfs met z’n drieën) een schier onmogelijke opdracht is: 24 optredens verdeeld over 6 podia, immers. Daarbij: zalen als de Binnenzaal, de Basement en de Attic, ze zijn vaak pas bereikbaar indien je vroegtijdig in de rij gaat staan. En dat gaat dan weer ten koste van het zien van andere, interessante acts. Het hoort bij een festival, het zij zo.
Het waren trouwens de dames -met de vroeg geprogrammeerde Kyshona (om 16.00 u in de Binnenzaal) als zeer positieve uitschieter- die over het geheel bezien het niveau van deze postjubileum-editie optilden. Ook jongeling Muireainn Bradley en Mary Gauthier waren op dreef. Tel daar het energieke optreden van Jenny Don’t & The Spurs bij op, en de positieve inbreng van de dames is verklaard.
Kyshona
Na het optreden van Kyshona in de nagloeiende Binnenzaal dacht ik: “Ik kan naar huis. Hier gaat vandaag niemand meer overheen”. En dat terwijl Kyshona de eerste act was van het festival! De soulvolle nummers van het laatste album Legacy (5 sterren, weet u nog?) kregen nog veel meer diepgang. Zelfs, of misschien wel juist dankzij de eenvoudige setting: Kyshona zong en speelde akoestische gitaar, met begeleiding op elektrische baritongitaar van Ellen Angelico. Mooi aan elkaar gepraat met verhalen over de nummers die zijn ingegeven door de zoektocht van Kyshona Armstrong naar het verleden van haar familie en hoe ze zelf moet omgaan met wat ze zal nalaten. Zware onderwerpen, lichte muziek. Prachtig gezongen ook, en wat Angelico uit haar gitaar toverde was precies goed. Elke klap raak. Betoverd zocht ik na het laatste nummer naar de uitgang.
Wild Rivers & Wayne Graham
Andere openers op het vroege uur waren het Canadese Wild Rivers (kleine zaal) en Wayne Graham, de band rond oprichters, de gebroeders Kenny en Hayden Miles in de Foyer. Wayne Graham beviel prima met een gedegen set opgebouwd uit de ook op deze site positief beoordeelde albums.
Wild Rivers klonk daarentegen af en toe wat schel, al moet gezegd dat songs als Mountain Call (van het album Sidelines) en Amsterdam (over een break-up van een neef van frontdame Devan Glover) met verve gebracht werden. Aan enthousiasme ontbrak het deze sympathieke formatie dan ook zeker niet.
Big Star Quintet
Wat te zeggen over het optreden van de gelegenheidsformatie Big Star Quintet, die elkaar gebracht was om het tweede album van deze legendarische band nog eens in het zonlicht te zetten? Die plaat, Radio City, verkocht toen voor geen cent, maar wordt tegenwoordig wel gezien als een oriëntatiepunt voor de powerpop. Zoals Big Star tegenwoordig ook beschouwd wordt als een belangrijke band, met Alex Chilton als middelpunt. Die is er deze avond natuurlijk niet bij, want al 14 jaar dood. Wel van de partij zijn de originele drummer Jody Stephens (72 jaar, maar dat was aan hem niet af te zien, foto hierboven), Jon Auer, Chris Stamey, Pat Sansone en John Stirratt. Allemaal klasbakken dus en zij brengen de nummers van Radio City (en wat andere nummers uit het oeuvre van Big Star met verve. Beter dan ze ooit live hebben geklonken waarschijnlijk, maar je kunt je wel afvragen wat dit nou eigenlijk toevoegt aan een rootsfestival. Het is toch ook een soort opgewarmd prakje. Smakelijk weliswaar, maar waarom: dat blijft de vraag.
Jessica Pratt
Om uit te komen in de Kleine Zaal waar Jessica Pratt op het punt stond om met haar optreden te beginnen. Wat een opmerkelijke startopstelling. De hele band zat (niet dronken, maar op stoelen). Voor een drummer en een toetsenist is dat misschien niet zo vreemd maar voor de gitariste/bassiste, en de blazer gitarist/knopjesdraaier is het dat wel en ook Pratt zelf nam voor op het toneel plaats op een stoel. Vanaf de eerste tonen was duidelijk dat dit bijzonder was. This Time Around werd ingezet. Pratt sloot haar ogen om ze bij wijze van spreken pas weer na de laatste noot van het laatste nummer open te doen. Af en toe tussen de nummers een eenvoudig “Thank you” mompelend. Dromerige en ingetogen folk waarbij de nadruk lag op het nieuwste album Here In The Pitch.
Jesper Lindell
Uit Zweden. Jesper Lindell, een jongeman die nogal wat (fysiek) malheur overwon vooraleer hij zich op muziek ging richten. En dat doet deze Lindell, dit getuige zijn voortreffelijke albums Twilights en Before The Sun, met veel passie en kunde. En ja, met de echo van grootheden van weleer (zoals The Band), maar dat is nergens storend. Ook niet tijdens het optreden in de foyer. Met in de band broer Anton en ook de Zweedse evenknie van Roel Spanjers: Rasmus Fors (toetsen; accordeon). Fijn optreden van een goed ingespeelde band.
Early James
Het duurde even voordat we konden aansluiten bij het optreden van Early James in het kelderzaaltje van De Oosterpoort. We waren niet zo early als James en moesten wachten tot er weer plaats was voor nieuwe toeschouwers. Ja, want Fredrick James Mullis en zijn maten, een drummer en en bassist, trokken met hun energieke show een groot publiek. Het was hard, het was rauw, een soort zompige rockabilly versie van ZZ Top (zonder die baarden dan). En toch niet zonder subtiliteiten, daar zorgde James met zijn uitstekende gitaarspel wel voor.
Muireann Bradley
Op de zolder (Attic) was het ook deze editie weer goed toeven. Tenminste, indien je deze intieme locatie onder het dak van de Oosterpoort wist te bereiken. Met Muireainn Bradley zo rond de klok van zeven, bijvoorbeeld. Deze jongedame uit Ierland wist met haar finger-pickin’ gitaarspel én haar stem zeker te overtuigen. Met uiteraard songs van haar debuut I Kept These Old Blues, ofwel fraai uitgevoerde covers van grootheden van weleer zoals Candyman (Rev. Gary Davis) en Freight Train (Elizabeth Cotton). En zoals in de aankondiging werd aangehaald: Muireann Bradley behelsde eigenlijk de slogan van het Take Root Festival: ‘For Past, Present and Upcoming American Music’.
Mary Gauthier
Een vaste waarde op Take Root: Mary Gauthier. Zij stond immers in 2001 en twee jaar geleden ook al in de kleine zaal geprogrammeerd. Te veel? Geenszins, want hoewel Gauthier de voorbije jaren sowieso vaak op de Nederlandse podia te bewonderen is, het leidt zeker niet tot verveling of een ‘te veel’. Samen met levensgezel Jaimee Harris zet de door de wol geverfde Gauthier een geweldige set neer. Mooie uitvoeringen van Falling Out Of Love, het door Harris gezongen -en samen met Mary geschreven- How Could You Be Gone (een ode aan Harris’ mentor Jimmy LaFave én aan een vriendin van Gauthier) en natuurlijk ook het bijzonder fraaie Mercy Now. Prachtig optreden!
Country Westerns
Presentator Joop Boots waarschuwde er al voor. Verwacht bij de Country Westerns geen pedal steel of banjo. Dit is de punkversie van country. Wel op de plaat dan, want de Country Westerns hadden live in de verste verte niets met country, laat staan met western te maken. Snoeiharde en strakke rock laat het trio horen. Zanger Joey Plunket moet er tussen de nummers van uithijgen. Mooi om te zien dat het de vrouwelijke drummer verder koud laat, die ging onvermoeibaar door. Wij niet, want na 25 minuten, konden de oren wel wat rust gebruiken.
Jenny Don’t and the Spurs
Jenny van Jenny Don’t and the Spurs heeft haar mooiste cowboypak aangetrokken, een cowboyhoed opgezet en haar gitaar omgegespt. Maar voor haar geen California Cowboy die haar aan het huilen maakt. Wel gaat ze op de knieën voor gitarist Christopher March, maar die geeft geen krimp en speelt stoïcijns door. Maar wat wil je ook, haar man en bassist Kelly Halliburton staat aan de andere kant van het podium en gooit zijn basgitaar vervaarlijk hoog de lucht in. Maar geen zorgen de sfeer in de band is opperbest en ze spelen energiek hun honky tonky roots rock. En dat slaat aan, de zaal staat al snel massaal te dansen. Jenny maakt nog een rondedansje en sluit af met de Blondie-achtige rocker Fire In The Western World waar Jenny’s heldere stem nog even vol uithaalt. Zwaaiend met haar hoed neemt ze afscheid.
Abe Partridge
Ook op de zolder een man die er in 2019 ook al was….in het publiek, welteverstaan: de uit Mobile, Alabama afkomstige Abe Partridge. Toen als toehoorder bij Andrew Adkins, maar nu dus op het podium. En waar hij zich in 2019 tijdens een tourtje tevreden moest stellen met zaaltjes met ternauwernood 20 toehoorders, daar trof deze voormalige predikant annex ex-militair in Attic een nagenoeg volle bak. Met zijn aparte gitaarspel en ruwe, soms wat onvaste stem wist Partridge de volledige speeltijd te boeien met songs van zijn laatste albums. Aimabele man met indringende, maar zeker ook met humoristische verhalen. En het glaasje rood was nooit ver weg.
Giant Sand
Giant Sand is de band waarmee americana-senior partner Howe Gelb soms de hort mee opgaat. In dit geval bestond die uit Gelbs dochter Patsy, bassist Brian Lopez, drummer Tommy Larkins en nog een vrouw die wat onbestemde percussiedingetjes doet. Het is weer een typisch Giant Sand-optreden. De in presentatie improviserende Gelb die ineens een oranje muts met daarin verwerkt leeslampje opzet, soms onnavolgbaar is in zijn verhalen en opmerkingen en ondertussen een retestrakke set neerzet. Patsy lijkt op hem, loopt af en toe terug de coulissen in en zingt dan ineens de lead in een aantal nummers, onder andere in de covers van Femme Fatale (velvet Underground) en Till We Meet Again (Vera Lynn). Het is allemaal erg onderhoudend, hoewel een deel van het publiek er anders over denkt, want het geklets neemt tegen het einde van de set geducht toe.
Hurray for the Riff Raf
Het optreden van Hurray for the Riff Raf wil maar niet op gang komen. Gedoe met de gitaar van frontmens Alynda Segarra helpt daar niet bij. Aan de ene kant klopt het wel; de bassist levert een mooie zalvende tweede stem, de gitarist soleert excellent en de drummer knalt. Toch blijft het aan de andere kant wat mat allemaal en komt het niet los. Misschien zijn het de zenuwen voor de Amerikaanse presidentsverkiezingen. De band blijft buiten Amerika tot die geweest zijn en misschien trouwen ze wel met ons, aldus Segarra, die er nog bij vermeld dat ze met zijn vijven zijn. Nadat de band van het podium is gegaan wordt er lauw geklapt en komen ze terug voor één nummer. De setlist maken ze niet af, het tijdsslot niet vol. Het sprankelende van het laatste album houden we hopelijk tegoed voor een volgende keer.
La Lom
In de basement begint de muzikale reis van La Lom in Cafe Tropical. Deze instrumentale reis gaat door het zonnige Californië, van San Fernando naar Santa Fe in een oude Delta 88. Langs de weg groeien klaprozen en doodshoofden, de mannen tekenden ze na op hun setlist. En de heren swingen dat het een lieve lust is en het publiek wiegt heerlijk mee op de soul, country en bolero’s die klinken alsof ze uit lang vervlogen tijden komen. De gitarist plingplongt scherpe solo’s, de drummer tikt op zijn floor tom en tapt op zijn conga en de bassist laat zijn grote bas pirouettes draaien en tilt deze vervaarlijk als een gewichtheffer boven zijn hoofd.
Dalton Mills
Als laatste in Attic: Dalton Mills. Deze verhalenverteller uit Middlesboro, Kentucky werd op deze site al geprezen waar het zijn albums betreft; het titelloze debuut uit 2020 en Good Place To Hide van begin dit jaar. En die loftuitingen maakte deze wat bescheiden ogende songsmid zeker waar. Songs in de geest van Guy Clark en Townes van Zandt, maar dan wel degelijk met een grote mate van eigenheid. Songs uit eigen pen of een co-write, zoals het eerdergenoemde Good Place To Hide, met de ook al ooit in Attic optredende James Steinle. Mills bracht het allemaal met uitstekend gitaarspel op pakkende wijze. En zo was de zolder zeker weer de plek waar mooie, ingetogen muziek een luisterend oor vond.
Fantastic Negrito
Terwijl Stephen Wilson Jr in de kleine zaal afsluit met zijn bijtende, nietsontziende bluesrock zwaait Fantastic Negrito het publiek uit in de foyer. In de hoog opgetrokken muur van geluid, scheurt de gitaar, zoemzoeft het orgel en schreeuwt Fantastic Negrito “I Love You”. De man met cape en hoed laat het publiek nog een keer lekker dansen, zwaait naar iedereen en geeft als afscheidsgroet een boks aan de mensen vooraan.
Weer gemist, zoals ook al op Ramblin’ Roots dit jaar: het optreden van Uncle Lucius. En volgens zeggen was het weer erg goed wat Kevin Galloway en de zijnen lieten horen. Maar alles zien, het is niet te doen……
Tekst: Leo Kattestaart, Peter Hageman en Hugo Vogel
Foto’s: Peter Hageman (meer foto’s van TakeRoot2024 zijn hier te zien)
06/11/2024 Permalink
Mooie recensie. Ik heb deze editie vooral genoten van Big Star Quintet (hoe dan ook legendarisch), Mary Gauthier (beter dan ooit…) en Hurray For The Riff Raff (ontwapenend en ontroerend).
Grote tegenvaller voor mij was Giant Sand, waarbij voorman Howe Gelb zo belachelijk slecht gitaar speelde, dat het leek of hij in de woestijn van Arizona een fikse zonnesteek had opgelopen of gewoon straalbezopen was. Dat de man veel beter kan bewees zijn prachtige optreden met The Colorist Orchestra tijdens een vorige editie. Al met al toch weer een zeer geslaagd festival.