Helemaal terecht dat Swamp Dogg met Blackgrass: From West Virginia To 125th St (Oh Boy Records) de aandacht vestigt op de historie van bluegrass die begon met slaven uit Afrika die de banjo introduceerden in Amerika. Verwacht geen pure bluegrass, want de man die zichzelf ooit de meest succesvolle mislukking van Amerika noemde, doet alles op zijn eigen manier. Zo ook hier. De 82-jarige artiest is zijn streken nog niet verloren, dus begint hij direct maar met een liedje als Mess Under That Dress. Met zijn hoge stem die wel iets dunner is geworden volgt hij de huppelende banjo en zwierende viool. Op Ugly Man’s Wife krijgt hij vocale steun van The Cactus Blossoms. Er doen louter topkrachten mee op het album zoals Jerry Douglas (dobro), Sierra Hull (mandoline), Noam Pikelny (banjo), Kenny Vaughn (gitaar), Chris Scruggs (bas) en Billy Contreras (viool). Margo Price trekt met haar gekunstelde zang de aandacht op To The Other Woman. Daar moet je van houden (en dat doe ik dus niet). Jenny Lewis is te gast op de lekkere soul van Count The Days, waarbij Dogg alleen maar hoeft te tellen. Songs To Sing is een aanklacht tegen alle vormen van oorlog en discriminatie. Daarbij keert hij zich ook tegen artiesten in americana die ultrarechts gedachtengoed promoten. Niet echt bluegrass, wel een hoogtepunt. Gotta Have My Baby Back is wel erg countrypolitan; dan hoor ik toch echt liever de brutale vlerk van Wife Sitter op de briljante plaat Gag A Maggott uit 1973. Vernon Reid van Living Colour laat zijn elektrische gitaar nog even piepen en knarsen op Rise Up, waarna de mysterieuze Murder Ballad een sterk slot vormt.De deluxe edition heeft overigens daarna nog twee bonustracks die zeer de moeite waard zijn, zoals een versie van Rocky Raccoon, oorspronkelijk te vinden op The White Album van The Beatles.
Reageren
»Nog geen reacties.
RSS feed for comments on this post.
Plaats een reactie