Fever mengt een beetje pop met een beetje southern rock. Het is een fraai begin van Jack Kerowax (St. Cait Records). Het titelloze debuut van Jack Kerowax is niet het eerste artistieke levensteken van Johnny Beauford, de spil van deze band uit Dallas, Texas. Hij heeft ook een soloplaat gemaakt en is tevens bandlid van Bravo, Max! en Deadmoon Choir. Ze hebben allemaal platen uit op St. Cait. Jack Kerowax zou oorspronkelijk een plaat onder de naam van Beauford zijn, maar gaandeweg het opnameproces werd duidelijk dat het toch echt een groepsgebeuren was. De lichtjes trillende zang van Beauford is een van de sterke punten. Luister maar eens naar Stella, dat gezongen wordt op een manier zoals ook Gordon Downie van The Tragically Hip het zou doen. Het nummer is zowel strak als losjes; afgemeten als uitwijdend. De poppy rootsrock doet hier vooral denken aan een band als Cavedogs, wie kent ze nog? Toch kan de stem van Beauford ook ietwat irriteren. Op Empire State doet hij iets teveel zijn best om de gevoelige jongen uit te hangen. Dan neigt het naar Counting Crows en dat is nergens voor nodig. Bijzonder fraai daarentegen is Terrible Eyes, waarop de band duikt in countrysoul met borderinvloeden. Op Fancy Cigarette hebben Beauford en consorten het over Jack Kerouac. Op Bliss horen we duidelijk de invloed van Graceland van Paul Simon, een vergelijking die we onlangs ook al maakten in de recensie van Achilles Wheel. Het album sluit af met een liedje met de mooie titel Huck Finn’s Hideout.
Reageren
»Nog geen reacties.
RSS feed for comments on this post. TrackBack URL
Plaats een reactie