
Lilly Hiatt
De 22ste editie van TakeRoot alweer, een aantal bezoekers waren nog niet eens geboren toen in 1998 de eerste editie van het festival in Assen werd georganiseerd. Toen kwam het merendeel van de artiesten nog uit de Lage Landen. Hoe anders is dat in de loop der jaren geworden. Van alle optredende artiesten kwamen alleen The Rails (VK) niet uit de VS. Het festival maakte het motto “for past, present and upcoming american music” eens te meer waar. Met 3000 bezoekers was het uitverkocht en dus druk. Regelmatig moest bij de kleinere zaaltjes “nee, vol helaas” verkocht worden. Een probleem dat lastig op te lossen is. Verder was het weer een prima editie.
De avond begon in de foyer met de folkpop van The Rails tamelijk rustig. De samenzang van James Walbourne en Kami Thompson, de dochter van Richard en Linda, was uitermate zuiver. Ze speelden On The Mighty Ocean Alcohol van Bap Kennedy om de op 1 november 2016 overleden Noord-Ier te gedenken. There Are Other People In This World Not Just You, het titelnummer van een door Ray Kennedy geproduceerde plaat, was gericht aan het adres van ‘arsehole’ Boris Johnson.
Het was gelijk goed vol in de binnenzaal. Terecht, zo bleek, want Caroline Spence bracht mooie liedjes mee naar Groningen, voornamelijk van het dit jaar verschenen Mint Condition en diens voorganger Spades & Roses. De zangeres uit Nashville liet zich begeleiden door gitarist Charlie Whitten (ook uit Nashville) en de speciaal voor deze gelegenheid overgekomen Engelse ritmesectie (Murdo MacKenzie/Spencer Brown). Met leuke bindteksten reeg ze het ene diamantje aan het andere. Zo leidde ze Who’s Gonna Make My Mistakes in met een verhaal over hoe ze bij een enneagram-test als perfectionist uit de bus kwam en deze, perfectionistisch als ze is, nogmaals deed, met eenzelfde uitkomst. Inmiddels accepteert ze het feit dat zij, zoals iedereen, fouten maakt. Haar set werd, toch foutloos, afgesloten met het loomrockende Hotel Amarillo.
Tyler Ramsey was tien jaar leadgitarist van The Band of Horses. Hij opent zijn optreden in de kelder solo met een uitgesponnen finger picking gitaar intro, heerlijk rustgevend. De zang van Ramsey doet wel wat denken aan Neil Young en als hij op de mondharmonica blaast wordt dat gevoel alleen maar sterker. De band die zich bij hem voegt zorgt voor een sprankelend geluid dat helaas wordt overstemd door bonkende bassen. En dat alleen de bassist staat en de andere bandleden zitten maakt dat een groot deel van het publiek niet veel meer ziet dan wat microfoonstandaards. Toch is het een fijn lekker laidback optreden waarin de bassist voor een prachtige tweede stem zorgt
Het kostte Josh Ritter geen enkele moeite om in zijn eentje de grote zaal te vullen. Hij had er zin in. Heel veel zin in zelfs. Wat een uitstraling. Een lach en een bloemetjesbroek, het miste zijn uitwerking niet. Zijn krachtige stem en ratelende gitaarspel deden de rest. En dan hebben we het nog niet eens gehad over zijn 24-karaats liedjes. Hij had zelfs een cowboysong voor het publiek van TakeRoot in petto. Aangespoord door een toeschouwer gooide hij er ook maar een yeehaw uit. Onder de indruk waren we van Father’s War.
Waar bij Josh Ritter vooral de dames vooraan stonden zijn het bij Lilly Hiatt de heren die er met hun neus bovenop staan. Hiatt is ontspannen en giechelt af en toe wat, ze heeft het naar haar zin. Want muziek maken is haar lust en haar leven. Dat ze eens twaalf uur moest rijden en daarmee slechts 60 dollar verdiende deerde haar niet, ze zit niet in de business voor het geld. Haar muziek is vanavond lekker stevig met twee elektrische gitaren, bas en drums. De relatie die Hiatt had met een vriend die vol was van religie liep stuk, maar het leverde haar wel een nummer op, Jesus Would’ve Let Me Pick the Restaurant. Na afloop bij de merchandise staat er een rij, Hiatt maakt nieuwe vrienden vanavond.
Het beeld van zangeres Amy Boon die aan het einde van Let’s Be Us Again haar stok pakt en voorzichtig het podium verlaat terwijl de rest van The Delines nog doorspeelt, is verpletterend ontroerend. Daarvoor heeft ze een uur het publiek in de Kleine Zaal getrakteerd op haar prachtige stem. Overigens had dat nog wel wat voeten in aarde, want aan het begin van de set was het geluid niet je-van-het. In elk geval niet aan de rechterkant van de zaal, waar ook nog eens veel omgevingsgeluid vanuit de foyer het optreden verstoorde. Na hun eerdere optreden op TakeRoot in 2015 kreeg Boone een ernstig ongeluk waarna de opvolger van hun debuut pas begin dit jaar verscheen. Vanavond veel beeldende nummers (geschreven door gitarist Willy Vlautin), waaronder Holly The Hustle, Eddie & Polly, Cheer Up Charley en Where Are You, Sonny? Een mooie staalkaart melancholieke countrysoul.
James Steinle deed zijn eerste Europese optreden in Groningen. Nee, niet helemaal waar. Eerder op de dag speelde hij al enkele liedjes op de platenafdeling van Warenhuis Vanderveen in Assen, de plaats waar de roots liggen van TakeRoot. Van zijn formidabele vorig jaar verschenen album South Texas Homecoming deed hij slechts enkele nummers. Leavin’ Fort Worth kwam langs en ook Urban Cowboy, dat dus niet over de film met John Travolta gaat, maar over iemand die Steinle liever niet weer tegenkomt. Zijn liedjes moeten echt ergens over gaan, doorsnee liefdesliedjes levert de Texaan niet. De tandartszoon die met zijn ouders jaren in Saoedi-Arabië en Duitsland leefde, heeft door die opvoeding voldoende inspiratie voor originele invalshoeken. Het weer in Groningen, een zachte regen, inspireerde hem Cold German Mornings te doen, dat te vinden is op het louter als download verkrijgbare Live At Hole In The Wall. Een wandeltocht door de binnenstad van Groningen bracht hem bij de Martinikerk. Die wilde hij van binnen bekijken, maar hij nam de verkeerde deur, die naar de top van de Martinitoren. Wie weet horen we ooit nog eens iets over die klauterpartij in een nieuw liedje. Volgend jaar februari moet zijn nieuwe door Bruce Robison geproduceerde nieuwe album er liggen. Een liedje van de door hem bewonderde Guy Clark mocht niet ontbreken. Het werd Texas 1947. Zeer fraai.
Son Volt speelde eerder op Take Root. In 2007 (how time flies!) werd, onder meer door het ontbreken van een drummer die zich een dag tevoren geblesseerd had, een dramatisch optreden gegeven. Vandaag was de dag van de genadeloos geslaagde revanche. Jay Farrar en de zijnen speelden een strakke set waarin de nadruk in het eerste deel lag op de recente albums Notes Of Blue en Union. Uiteindelijk kwamen ook de hits, Windfall en Tear Stained Eye voorbij, alsook Chickamauga, een nummer nog uit de Uncle Tupelo tijd. Trouwens ook fijn om toestenist (ook lapsteel) Mark Spencer eens aan het werk te zien, die ooit met de Blood Oranges zelf ook aan de wieg van de alternatieve country stond
The Long Ryders wilden de status bevestigen die ze verdienen als grondleggers van de altcountry. Immers, de countryrock die ze in de jaren 80 brachten, inspireerde volgende generaties. Jayhawks en Uncle Tupelo zijn beslist schatplichtig. Natuurlijk kwamen topliedjes als Ivory Tower en Looking For Lewis & Clark langs, alsmede het titelnummer van de nieuwe plaat Psychedelic Country Soul. Toch was de overheersende indruk dat je ze graag dertig jaar geleden aan het werk had willen zien.
Senora May wordt in de zolder van De Oosterpoort door Hubert van Hoof aangekondigd als de vrouw van Tyler Childers. Dat had van haar niet gehoeven, geeft ze aan. Ze staat er immers niet om Mrs Childers te zijn, om vervolgens een eerste nummer te spelen dat over hem gaat. Dit is het soort kleine humor dat het optreden van May kenschetst. Het is echter niet alleen maar leuk in Kentucky. De solo optredende 28 jarige May zingt ook over de opioide crisis en over haar jongere broer die zo’n heimwee had in het leger. Mooie songs en je kon een speld horen vallen.
Voor de derde maal al staat Robert Ellis op TakeRoot. Maar men hoeft niet bang te zijn voor herhaling, want deze keer wordt het optreden heel anders, verzekert Ellis het publiek. Hij heeft immers begin dit jaar een nieuw album uitgebracht en is hier derhalve als de Texas Piano Man. Gekleed in dezelfde witte smoking als op de hoes van die plaat. Fucking Crazy van dat album is dan ook het eerste nummer. Ellis en de zijnen toveren de volgepakte Kleine Zaal een enerverende set voor, waarin eens te meer duidelijk wordt dat hij niet alleen een uitstekend songschrijver is maar ook een muzikant in hart en nieren en daarenboven ook nog eens een fantastische performer. Heel even Happy Birthday voor zijn toermanager, het verzoeknummer California, een cover van What A Wonderful World dat hem doet beseffen dat er ook veel moois is in het leven, en een heerlijke versie van George Straights’ Amarillo By Morning passeren de revue. Om af te sluiten met Nobody Smokes Anymore. Een hoogtepunt van het festival.
Brandi Carlile had in de voorverkoop belangstelling uit heel Europa gegenereerd, maar tot teleurstelling van velen, niet in het minst de organisatie, besloot ze toch niet te komen. Dus stonden Drive-by Truckers bovenaan het affiche. Ze werden speciaal overgevlogen uit Amerika. Het werd een tegenvaller. Het klonk nogal log in de grote zaal. De inspiratie leek ver te zoeken. Het geluid was niet al te best. De klein gehouden opstelling op dat grote podium kon ook niet bewerkstelligen dat het vuur ontstoken werd. Een gastoptreden van Lilly Hiatt in My Sweet Annette maakte dat niet anders.
Andrew Adkins is een meesterverteller. Ook tussen de nummers door had hij schitterende verhalen in petto. Over West Virginia vooral, de staat in de Appalachen waar hij vandaan komt. Daar kun je nooit ver voorbij een kerktoren kijken, want dan staat er wel weer een berg. Hier in Groningen meende hij dat hij tot in Rusland kon kijken. Met Who I Amleverde Adkins een van de sterkste albums van het jaar. Ook op het podium was hij meesterlijk. Voorafgaande aan Echoes vertelde hij dat iedereen in West Virginia weet dat een jonge vrouw beter niet op de oevers van de Ohio, een zijrivier van de Mississippi, kan dwalen, want dan loopt het slecht met haar af. Maar in het liedje van Adkins loopt het anders. De in zondagse kledij gestoken vrouw grijpt naar een pistool in haar laars als ze door Willie tegen de grond wordt gewerkt. Hij kan het niet navertellen. Zij wel. De boerse Adkins had nog een aardig weetje in petto: bij de baptisten in zijn streek is het verboden om staande seks te hebben, want dat zou zomaar kunnen leiden tot dansen…
De Quaker City Night Hawks ogen als het archetype van Texaanse rockers. Een gitarist in houthakkersbloes en cap, een langharige gitarist met cowboyhoed, een drummer met Willie Nelson-haarstaartjes en een teruggetrokken bassist met baard. Bij hun optreden in de foyer starten ze met hard gespeelde oerdegelijke bluesrock. Best leuk, maar niet heel bijzonder. Je hoeft, zeg maar, niet bang te zijn dat ze ZZ Top niet kennen. Halverwege de set verandert er echter iets. Ineens komt er een jam-nummer voorbij (Pay To Play) en komen meer koortjes, daarna een retestrakke uitvoering van hun disconummer Queso Blanco, een liedesverklaring aan Mexicaans eten. De vlam slaat in de pan en dat vuur is daarna niet meer te blussen. Over je set goed opbouwen gesproken!
Garrrett T. Capps opende vorig jaar TakeRoot. Hij had een uitnodiging gekregen op de avond dat de dubbelrecensie van zijn platen In The Shadows (Again) en Y Los Lonely Hipsters op deze site verscheen. Vorige maand stond hij alweer in De Oosterpoort. Een dag daarna had hij een nieuwe uitnodiging voor deze editie. Deze keer mocht hij het festival afsluiten. Dus stond hij amper een maand later alweer in Groningen met NASA Country. En wat een feest werd dat. Capps en zijn band maakten een verpletterende indruk. Want wie anders slaagt erin om tex-mex helemaal naar het heelal te brengen? Daar waar Doug Sahm in de rondte springt met een lach van de ene bakkebaard naar de andere! De soundscapes uit de modulaire synthesizer van Justin Boyd bewezen dat met rootsrock nieuwe terreinen te verkennen zijn. De intergalactische americana van Capps bracht de hele kleine zaal in beweging. Op het eind kwamen de Texanen James Steinle en Robert Ellis erbij op het podium voor een geweldig slot. Ellis stond heen en weer te schudden achter zijn orgeltje; pure opwinding. Capps vertelde na afloop dat Ellis het best lastig vond, want bij hem vallen doorgaans weinig valse noten. Natuurlijk ontbrak Born In San Antone niet tijdens het optreden. Nadat eerder van Goodbye San Francisco, Hello Amsterdam nu Goodbye San Antonio, Hello Amsterdam was gemaakt, werd er met een ander nummer van Sahm afgesloten, een spetterende versie van She’s About A Mover. Capps zien we zeker weer in Nederland. Waarschijnlijk al snel. Hij staat te trappelen. Maar eerst gaat hij volgende maand de studio in met producer Jerry David DeCicca voor een nieuw album.
Foto’s: Peter Hageman
Tekst: John Gjaltema, Peter Hageman en Hugo Vogel
05/11/2019 Permalink
Een mooie uitgebreide review, wellicht dat het her en der iets specifieker kon. Neemt niet weg, gezamenlijk hebben jullie verslag opgesteld dat zo goed als de hele middag/avond weergeeft.
Ik heb me gewoon goed vermaakt op deze normale tot goede editie (voor mij dan). Het blijft wel mooi dat in de afgelopen jaren bijna altijd een gevarieerde programma is, met naar mijn mening voor ieder wat.
Mijn reis door het festival: De zussen van de band Joseph in de kleine zaal vond ik direct een mooie opening. De eerste nummers gingen misschien net iets te. Maar wanneer drie zangstemmen de basis vormen, slecht ondersteund door een gitaar en een voetdrum, dan heeft het mijn aandacht. Gaandeweg werd hun set beter. Josh Ritter, een persoonlijke favoriet. Mooi dat hij in de grote zaal stond en kon boeien. Echter, ik vond zijn snellere nummers iets minder goed. De kracht van Ritter solo ligt in de rustigere nummers. Bij de snellere nummers (bijv. het derde nummer “Wolves” ) is het juist beter om ze met volledige band te horen. Maar zijn nieuwste “Father’s war”, erg sterk! Bij de Delines moest ik er eerst inkomen, maar na drie nummers had ik de zwoele, intieme mood te pakken en met volle teugen genoten tot het einde. Een band die een prachtige sfeer neerzette, ik in mijn nopjes.
In the attic drie nummers van de akoestische James Steinle gehoord. Een cowboy-achtige singersongwriter. Niet geheel mijn stijl, echter voor de liefhebber zal het prachtig zijn geweest. Son Volt rockte er op los, doch niet te hard en niet geheel mijn smaak. Lera Lynn zag er mooi uit, zong mooi zacht doch een beetje in dezelfde stijl. The Long Ryders, dat kon mij minder bekoren. De set van Drive-by Truckers was gewoon goed: tempo erin, vlotte afwisseling tussen de nummers , telkens wisseling van zang. Ze speelden nummers van diverse albums in een goede rootsrockshow. Ikzelf vond dat inspirerend genoeg en heb aan de achterkant van de zaal de gehele set gevolgd. Voor een aantal zal het te vlak zijn geweest. Tenslotte deels Quaker City Night Hawks meekregen. Ook bij mij eerst een aarzeling, om daarna de verandering te zien.
Voldoende tot goed tevreden naar huis gegaan. Persoonlijk het meest blij van Joseph en The Delines. Mijn logees uit Haarlem waren er voor de eerste keer. Die kijken ook al uit naar editie 2020.
05/11/2019 Permalink
Mijn hoogtepunten zijn niet besproken dus toch maar even noemen.
James Steinle in Assen bekeken. Geweldig optreden. Hierdoor kon ik met een goed gevoel naar Orville Peck die een weergaloos optreden gaf in een (in het begin) bomvolle en warme basement. Fijne cover ook van Las Vegas van Gram/Emmylou.
Mijn afsluiter was Willie Watson. Het enige beetje old timey wat er deze dag te horen was. Echt heel erg goed en vrolijk optreden.
Zin in 2020 met hopelijk een echte headliner.
18/11/2019 Permalink
Een mooie recensie van wederom een goed Take Root Festival.
Maar ik vond de drukte wel storend. Tot drie keer toe werd ik niet meer toegelaten bij één van de optredens. Erg vervelend. Jullie schrijven dat dat probleem lastig is op te lossen. Volgens mij valt dat nogal mee. Gewoon minder kaarten verkopen lijkt me een heel simpele en afdoende oplossing.