Connie Smith – Janni Littlepage – Judy Collins – Emily Yanek – Kyle Carey – Victoria Vox – Roxanne Potvin – Maureen Toth – Sarah MacDougall – Jenai Huff – Maria Rylander
Long Line Of Heartaches (Sugar Hill) is het tweede comeback-album van Connie Smith. Tussen 1965 en 1978 maakte ze soms bijna twee countryplaten per jaar. Ze keerde pas terug in 1998 met een titelloze plaat om daarna wederom jaren uit de spotlights te blijven. Met manlief Marty Stuart als producer is ze er weer met Long Line Of Heartaches. Vijf van de twaalf nummers schreef het echtpaar zelf, verder bestaat het album uit covers. Connie Smith zingt uit het hart. Pure country derhalve.
Janni Littlepage werkte in het verleden samen met mensen als Kenny Loggins en Jim Messina, die in die tijd het roer recht hielden met nogal verwaterde countryrock. Strange Angels (Groove House Records) is ook een plaat met popinvloeden. Toch is de folk en country van de vooral achter de piano plaatsnemende artieste wel degelijk de moeite waard. Littlepage zingt op het titelnummer alsof ze de Kate Bush van Californië is. Romantisch en licht klassiek zoals de singer-songwriters het in de jaren zeventig ook dikwijls lieten horen.
Bij Judy Collins gaan we zelfs terug naar begin jaren zestig, toen ze debuteerde met A Maid Of Constant Sorrow, waarna ze 35 jaar platen zou maken voor het legendarische Elektra-label. Sinds 1999 heeft ze een eigen label waarop ook Bohemian (Wildflower) is verschenen. Het is nauwelijks aan haar stem te horen, maar ze is inmiddels toch al over de zeventig. Shawn Colvin en de band Ollabelle zingen mee op respectievelijk Cactus Tree en Morocco.
Iets wilder dan bij voorgaande dames gaat het toe op Watching The Highway (eigen beheer) van Emily Yanek. Deze amper 20-jarige singer-songwriter uit de Amerikaanse staat Pennsylvania is opgegroeid met muziek uit de jaren zeventig. Gezeten achter haar piano geeft ze haar band flink wat vaart mee. Haar frisse aor kan daardoor ook een jonger publiek aanspreken. Ze zingt met van die lange uithalen een beetje als Carly Simon. Beslist de moeite waard.
De Amerikaanse Kyle Carey groeide op in Alaska en aan de Amerikaanse oostkust. Voor haar debuut Monongah (eigen beheer) reisde ze naar Ierland. Gaelic americana noemt ze haar muziek. De Ierse invloeden die ze zocht, komen duidelijk naar voren, maar daar doorheen zijn inderdaad ook haar Amerikaanse roots in folk en country waarneembaar.
Op de achterkant van het hoesje houdt Katie Chambers vijf houten letters omhoog die samen het woord cello vormen. De cd van Victoria Vox heet dus voluit Vox Ukulele Cello (Obus Music). Vox zingt en speelt ukulele en Chambers strijkt over de cello. Zo simpel als wat, kortom. Vox doet een trompet (stoomfluit?) na op Tugboat, het eerste nummer van de cd. Zo simpel houden ze het dus toch niet allemaal op dit album. Immers, hoe moet je met zo’n beperkte instrumentatie de aandacht vasthouden. Vooral door de vox van Vox dus. Best bijzonder.
Een lekkere stem heeft Roxanne Potvin. Zo’n stem die haar direct wat stoers geeft. Beetje nasaal en licht zeurderig. Als een countryzangeres uit de jaren zestig. Maar ook als vele vrouwelijke indie-artiesten uit de jaren negentig. De Canadese uit Montreal werd al eens genomineerd voor een Juno Award. Play (Black Hen/Munich) werd geproduceerd door multi-instrumentalist Steve Dawson en het is moeilijk om een duidelijk label op dit album te plakken. Potvin klinkt het ene moment brutaal (Let Me Go) en dan weer wereldwijs (Born To Win). En van punkpop op Dis-Moi Que Tu M’Aimes gaat het naar een cover van I’m Too Sexy van Right Said Fred.
Maureen Toth woont in Los Angeles en ze krijgt op haar debuut Shine (Spinout Records) volop medewerking van producer Bernie Larsen, ooit lid van David Lindley’s band El Rayo-X. Dat zegt al iets over het spelniveau op dit album. Toth blijkt een positief ingestelde songschrijfster, zoals de albumtitel al aangeeft. Larsen leeft zich uit in de studio, waardoor de liedjes die soms misschien ietwat gewoontjes overkomen toch, euh, schijnen.
De in Zweden geboren Sarah MacDougall is een van de nieuwe gezichten van de Canadese folk. Mmm heet een van de nummers op The Greatest Ones Alive (eigen beheer) en dat refreintje is in al zijn simpelheid heel aanstekelijk. Ondanks de toch rijke instrumentatie blijft het geluid overal transparant. Zelfs in een liedje met de titel It’s A Storm (What’s Going On?). Song #43 is door de pedal steel van Tim Tweedale en de twangende gitaar van Matt Rogers vooral country, maar lang niet alle liedjes laten zich zo makkelijk indelen in folk of country.
Met Transitions (eigen beheer) van Jenai Huff zijn we terug aan de Amerikaanse westkust. En dus ook terug in de jaren zeventig, want daar is Huff duidelijk door beïnvloed. Blijkt ook wel uit haar samenwerking met mensen als James Taylor en Crosby, Stills & Nash. Transitions is vakkundig geproduceerd door Ben Wisch en op bijna alle nummers zingt Eugene Ruffolo mee. Huff zingt ondermeer covers van Kate Wolf, Kris Delmhorst en Stevie Nicks.
Facing South (eigen beheer) van Maria Rylander is een jazzalbum. Toch past het qua sfeer wel tussen de rootsplaten die deze site beheersen. Jazz hebben we met Bart de Win, Peter Gallway en Coin immers wel vaker besproken. De Zweede vocaliste Rylander heeft een internationale band om haar heen verzameld. Daarin vinden we naast de Japanse bassist Yasuhito Mori en de Ierse celliste Vivienne Long ook de Nederlandse drummer Sebastiaan Kaptein. Sfeervol werkstuk.
Reageren
»Nog geen reacties.
RSS feed for comments on this post. TrackBack URL
Plaats een reactie