De grootste letters op het affiche van de Rhythm & Blues Night waren dit jaar voor Pokey Lafarge. Diens stijlvolle uitdossing doemde de afgelopen weken overal op in het straatbeeld van Groningen. Geen rare keus, want de Amerikaan had met zijn vooroorlogse blues en country een half jaar eerder De Oosterpoort in Groningen veroverd tijdens TakeRoot. En toch ook wel een beetje een opmerkelijke keus, want Lafarge en zijn South City Three stonden niet in de grote zaal, maar in de foyer. Het geeft een beetje aan wat dit festival elk jaar zo leuk maakt. Geen pretenties, de muziek in de entreehal en foyer is net zo belangrijk als hetgeen zich afspeelt in de grote zaal.
Tekst: John Gjaltema
Foto’s: Gerrie van Barneveld
Pokey Lafarge was diep in de nacht een van de afsluiters. We sloegen zijn act over omdat op hetzelfde moment Ben Caplan and the Casual Smokers aantraden in de binnenzaal. En na diens bijzondere album In The Time Of Great Remembering waren we toch wel benieuwd hoe dat live zou klinken. De jonge Canadees met de imposante baard deed zijn mond open en onmiddellijk wisten de aanwezigen dat ze tot het laatst zouden blijven. Caplan had humor en praatte makkelijk. Dat hij goed heeft geluisterd naar Tom Waits deed er opeens niet meer zo toe. Met zijn optreden maakte hij duidelijk dat hij dat hij zijn eigen ding doet. En hij bleef niet hangen in een maniertje, daarvoor zijn zijn nummers te afwisselend. En het getuigt van echte kwaliteit dat die liedjes die we nog maar zo kort kennen, nu al zo herkenbaar klonken. De klezmer bleef live wat op de achtergrond doordat klarinet en saxofoon in de band (drums, cello, viool) ontbraken.
Eliza Gilkyson was in diezelfde binnenzaal de avond begonnen. Met het door haar geschreven Midnight On Raton refereerde ze aan Snowin’ On Raton van Townes Van Zandt en het is altijd fijn als die naam even wordt genoemd op een festival. Gilkyson verwoordt in haar nummer de dubbele gevoelens van zoveel artiesten die altijd onderweg zijn: I wanna ride this road forever / And I’m dyin’ to go home. Ze vertelde ook over haar woonplaats Austin, Texas. Het mag een muziekstad zijn, voor veel inwoners blijven de musici toch freaks. Omdat het centrum langzamerhand onbetaalbaar is geworden door de opmars van grote bedrijven zijn steeds meer musici gaan wonen in south Austin. Daar woont bubba ook. Bubba? Ja, dat is de bijnaam voor rednecks. Een interessante combinatie dus met de vrijgevochten artiesten. In het noorden van Austin wonen volgens Gilkyson alleen maar squares. Dat noemen we south Dallas, aldus Gilkyson. Ze deed ook haar Midnight Train en dat is niets minder dan een metafoor voor kapitalisme. Als je eenmaal aan boord bent, kun je niet meer uitstappen, ook al ziet een klein deel van de inzittenden dat ze onderweg zijn naar het einde.
De opkomst van Charles Bradley bracht koude rillingen teweeg. Als een echte soulgrootheid werd hij aangekondigd, nadat zijn band al een tijdje de zaal had opgewarmd. De in een glitterjasje gestoken zanger kreeg een daverend applaus. Wat was Groningen blij met hem. En wat was Charles Bradley dankbaar. Ach ja, die hele opleving van ouderwetse soul is ook te mooi om waar te zijn. Zeker voor Bradley die een bestaan in de marge had als imitator van James Brown. En dan opeens trek je over de wereld met je eigen band. Wat speelde die lekker trouwens. Even was soul de allermooiste muziek die er bestaat. Als je dat gevoel weet te bewerkstelligen, doe je als band iets helemaal goed. Dat de als een adelaar vliegende Bradley ook wel een beetje vierkant bewoog, ach, dat maakte het alleen maar aandoenlijker. Maar toch, als hij zijn loopbaan verder wil uitbouwen, dan moet hij vooral werken aan zijn repertoire.
Geef me een G-akkoord! Geef me nog een G-akkoord! En daar gingen de gitaristen James DePrato en zijn baas Chuck Prophet los. Knalhard klonk de set in de kleine zaal. De lenige met een hoedje getooide Chuck Prophet kwam zijn nieuwe album Temple Beautiful presenteren. Met zijn band met daarin natuurlijk zijn vrouw Stephanie Finch achter de toetsen. Waardoor nog altijd iets waarneembaaar is van de goede oude tijd van Green On Red, waar toetsenist Chris Cacavas een niet te onderschatten rol had. Maar Chuck Prophet hoeft allang niet meer terug te grijpen op zijn tijd bij die band. Hij heeft zelf twaalf studio-albums met uitstekend materiaal om uit te putten. Hij had er zin in. Het uurtje vloog voorbij. En daarna vroegen we ons allemaal af: Who Put The Bomb?
Over Jimmie Vaughan kunnen we hetzelfde melden als hetgeen we eerder in de recensies van Plays Blues, Ballads & Favorites en Plays More Blues, Ballads & Favorites al deden. Het gitaarspel van de Texaan is meesterlijk: soepel en puntig tegelijk. Ook in De Oosterpoort liet hij de liedjes lekker rollen. Vooral covers bracht hij met zijn band. Als extra attractie was ook Lou Ann Barton meegekomen. Vaughan heeft de hele Texaanse muziekgeschiedenis in zich opgezogen en stortte het uit over een dankbaar publiek.
De foyer was voor The Sadies. Het draait bij de Canadezen om de gitaren van de broers Dallas en Travis Good. Trash, twang en thunder. Een beetje show hoort er ook bij voor de in prachtige westernpakken gestoken mannen. Geen gelikte toestanden, maar gewoon zweet en enthousiasme. De broers grijpen tijdens het spelen elkaars gitaarhals en gaan door of er niets aan de hand is. Zelfs als ze lullige cocktailnootjes de ruimte insturen, komen ze ermee weg door het tempo vier keer op te voeren. Dan krijg je iets als cocktailpunk. De surf en spaghettiwestern van The Sadies blijft het toppunt van cool.
Is de Jon Spencer Blues Explosion ook cool? Het kunstje van het trio is overbekend. En oorverdovend. De grote zaal was snel leeg. Werkten ze zelf ook wel in de hand, want echt contact maken met het publiek doen ze niet. Dus stonden ze vrijwel in het donker te spelen. Zelfs helemaal achterin de zaal, hoog op de tribune, kreeg het middenrif het zwaar te verduren. Maar wat spelen ze strak. Maar zou die kreet nou echt nooit vervelen? Blues Explosion!
Reageren
»Nog geen reacties.
RSS feed for comments on this post. TrackBack URL
Plaats een reactie