Sinds begin jaren 90 maakt Mark Kozelek deel uit van mijn muzikale universum. Eerst als centrale figuur in de slowcore-groep Red House Painters, daarna in een zelfde rol in Sun Kil Moon en ook als soloartiest. Ik moet wel zeggen dat ik hem de laatste jaren minder volg. Het op zijn eigen label, Caldo Verde, uitgebrachte titelloze album met de groep Desertshore is echter een album dat me weer geheel overtuigt. Een prachtige, stemmige en toegankelijke plaat met gitaar- en folkliedjes. Het mooist zijn echter de teksten van Kozelek. Het lijken terloopse autobiografische waarnemingen, maar of het daadwerkelijk allemaal gebeurd is, is de vraag. In Hey Bastard I’m Still Here verbindt hij allerlei jeugherinneringen, zoals een ontmoeting met Anton Levey, (oprichter van de Church Of Satan) met het kijken van de film Papillon met zijn vader. En in het licht rockende Livingston Bramble kijkt hij ’s nachts op Classic ESPN een bokswedstrijd (Livingston Bramble tegen Boom Boom Mancini) en pleegt hij een telefoontje met zijn Spaanse tourmanager terwijl hij ondertussen wat gitaristen tegen het licht houdt: “I can play circles around Jay Farrar/I like Jeff Beck/Page’s just fine but I hate Nels Cline”. Gevolgd door een Cline-eske gitaareruptie. Fantastisch is Tavoris Cloud (ook een liedje dat naar een bokser genoemd is trouwens) waarin hij bekent op zijn 46ste nog steeds dat onzekere in de war zijnde kind uit Ohio te zijn. In hetzelfde nummer herdenkt hij zijn vriend Tim Mooney (ex–American Music Club, maar ook ooit in Sun Kil Moon) die vorig jaar plotseling overleed. De begeleiding door de mannen van Desertshore is vaak wat dromerig, met herhalende gitaarmotieven en spaarzaam toetsenwerk. Het afsluitende Brothers, waarin hij verhaalt over de broers van zijn vader die een voor een overlijden, is een schitterende bijna 7 minuten durende pianoballad.
Dit album is, in elk geval in digitale vorm, verkrijgbaar via de website van Mark Kozelek.
Reageren
»Nog geen reacties.
RSS feed for comments on this post.
Plaats een reactie