Jacob Latham – Deadman – Mark Lucas & the Dead Setters – Steven Casper & Cowboy Angst – Paul J. Phillips – Ben Lee
.
Jacob Latham is een 19-jarige jongeman uit Bloomington, Indiana. Hij debuteert met de ep Midnight Train (eigen beheer). Met vijf nummers (21 minuten) maakt hij duidelijk dat we maar beter rekening kunnen houden met hem in de toekomst. Vijf voltreffers schreef hij. Pay Attention To The Rain gaat over een voormalige schoonheidskoningin die een wapen in handen krijgt. De jeugdige energie van Latham (zang, gitaar, mandoline en mondharmonica) werkt bijzonder aanstekelijk. De uptempo rootssound van Where Do We Go From Here had niet misstaan op Town & Country van The Rave-Ups. Midnight Train is een fraai nummer over de Rock Island Line waarin de donkere klanken uit de resonatorgitaar van David England gezelschap krijgen van lichte mandolineplukjes. De sound van John Brown is duidelijk geïnspireerd door de jaren zestig. Jacob Latham, onthouden die naam!
.
Over Deadman schreven we al vaker. Met Chimes At Midnight – How Shall We Then Live? (Rootsy/Sonic Rendezvous) doen ze toch echt iets anders dan we van ze gewend zijn. Chimes At Midnight is een dvd met film, we beperken ons in deze recensie tot de muziek van How Shall We Then Live? Die is al bijzonder genoeg. De zes nummers (26 minuten) zijn behoorlijk donker van sfeer. De zang van Young And Alive klinkt als een dode man en dan is er ook nog een vrouwenkoortje dat over engelen zingt. ‘The band is rocking like it’s 1975′, klinkt het, maar het doet vooral denken aan Junkhouse en die zijn toch echt van later. Javert doet het met Spaanse gitaar, een accordeon en de sfeer van een nachtclub. Het titelnummer brengt de sfeer van Daniel Lanois in de swamps. Vooral de drums creëren de juiste ambiance met een fraai ruimtelijk geluid. Things Have Changed klinkt als Dylan in Juarez in de jaren tachtig.
.
Sin City Blues (eigen beheer) is een ep (vijf nummers, 18 minuten) van Mark Lucas & the Dead Setters met Australische altcountry. De Britse inslag die de meeste popmuziek van down under typeert, is ook hier aanwezig. House Of Pain heeft ook een heerlijke pedal steel. Where Your Heart Says Go doet het met een drumroffel, een gitaarduel en een tekst over Jezus en Dick Cheney. In het titelnummer zit een fraaie fiddlebreak en Soldier’s Row doet Iers aan met een tekst over de jonge Jack die onder de wapenen moet. Oorlog wordt er ook gevoerd in het Stonesy When You´re Gone. ´We made love in the kitchen, then we made war in the hall´.
Steven Casper & Cowboy Angst uit Californië maken wel vaker lekkere ep’s. Op Endless Sky (Silent City Records) staan vijf nummers (22 minuten). Op het titelnummer waarmee het plaatje begint, valt direct weer die fraaie stam van Casper op. Dat timbre heeft in de honky tonk met tinkelende piano van Rattlesnake Road wel iets van Iggy Pop. Voeg er een soulkoortje aan toe en het mag duidelijk zijn dat dit geen doorsnee is. Een orgel trekt door Quiet Hours, waarin ook een fijne gitaarsolo zit. Op River komt het koortje weer om de hoek kijken. Afsluiter The Last Dance Of This Year is een instrumental met accordeon en nog het best te omschrijven als Mexicaanse kamermuziek.
Paul J. Phillips groeide op in Kentucky als zoon van een dirigent bij een kerkkoor en een klassiek geschoolde sopraan. Hij kreeg muziek met de paplepel ingegoten en smulde ervan. Op Magic (eigen beheer) horen we op het titelnummer verre echo’s van hitparadepop uit de jaren zeventig, nadat hij de ep (vijf nummers, 18 minuten) gedreven is begonnen met Time Time, dat opvalt door een goede drive veroorzaakt door blazers en toetsen. Op Fly Boy valt de fraaie soulstem van Phillips op, te situeren ergens tussen John Waite (Babys) en John McCauley (Deer Tick). Da Blues is goed groovende garagerock met soul.
Brian Lee heeft een prettig hese stem die goed past bij de Beatleske rootspop die hij maakt op Declare (eigen beheer). Met Going West begint de ep (vijf nummers, 18 minuten) met lichtjes rockende altcountry. De melodielijn van de piano op While You Were Sleeping heeft iets bekends. Denk qua sound aan iemand als Matt Keating. Lee spreekt zich in zijn liedjes regelmatig uit over sociale kwesties. Zo gaat het in Hide And Seek over wapengeweld op scholen, terwijl het titelnummer over de alsmaar oprukkende commercialisering van de wereld in zijn algemeen en de kunstwereld in het bijzonder gaat.
Reageren
»Nog geen reacties.
RSS feed for comments on this post. TrackBack URL
Plaats een reactie