Lillie Silversmith opent met een gebed Voice Of The Wind (Koru Records) van Trevor Green. Het album is de weerslag van een spirituele zoektocht naar mysterieuze krachten die nauw verweven zijn met de historie van de oorspronkelijke bewoners van de Verenigde Staten. De Amerikaan onderhoudt nauwe banden met de Navajo. Tijdens zijn optredens wordt hij regelmatig bijgestaan door dansers van die stam. Zo’n optreden is toch al een bezienswaardigheid, want Green wordt dan omringd door vijf gitaren, drie didgeridoos, een arsenaal aan percussie-instrumenten en decoratieve voorwerpen. Drie didgeridoos? Dat is toch het instrument van Aboriginals in Australië? Klopt. Dat heeft toch niets met Indianen te maken? Voor Green maakt dat niet uit. Zijn dynamische sound graaft dieper. Die didgeridoo gebruikt hij al langer, onlangs bezocht hij voor het eerst Australië waar hij ook met de oorspronkelijke bewoners contact zocht. Nou is zo’n didgeridoo een instrument waarvoor je in een winkelstraat op de loop gaat, maar in dienst van deze liedjes is het geluid veel minder doordringend. Op Rainbow Medicine is het alsof Green in Graceland vertoeft. Zijn liedjes zijn meer dan soundscapes, ook al schijnt hij live graag te improviseren. De gitaren roepen beelden op van stoffige streken. Denk aan Ry Cooder of Rainer Ptacek. Let It Go heeft een krachtig percussief ritme, terwijl Time Apart begint met Indianengezang.
Reageren
»Nog geen reacties.
RSS feed for comments on this post.
Plaats een reactie