Natuurlijk moest het er eens van komen: het bezoeken van het Down By The River festival in Venlo. En waarom dan maar niet gelijk bij de tweede editie? De affiche zag er, met optredens van o.a. Mandoline Orange, Nikki Lane (foto) en de Wood Brothers veelbelovend uit. Onderweg naar Venlo hoorde ik op de radio Max Verstappen als eerste Nederlander een grand prix winnen. Dat kon niet meer mis gaan. Het zou een mooie dag in Limburg worden!
Bij het naderen van de nieuwe Venlose poptempel Grenswerk hoor ik al de flarden van het optreden van David Corley over de Maas aan komen waaien. Met drie begeleiders speelde hij op de kop van een in de rivier gelegen dammetje. Een gratis opwamer voor het festival.
In de zaal van het mooie Grenswerk in een extra podiumpje gebouwd waarop een deel van de optredens zullen plaatsvinden. Om half vijf waren het Rob Heron en zijn Tea Pad Orchestra die de aftrap gaven. Een prima keuze van de organisatie. De vijf mannen zijn een beetje shabby uitgedost behalve Heron zelf. Die ziet er in zijn jaren 40 pak piekfijn uit. Hij representeert daarmee het tijdperk waaruit de muziek dit orkest maakt stamt: ragtime, western swing, een beetje vaudeville. Staande bas, accordeon, gitaren, mondharmonica en banjo. Leuk en enthousiast gebracht.
Ondertussen is beneden op het podium in het ruime cafe van Grenswerk Tiny Legs Tim aan zijn set begonnen. De Belg die vorig jaar zo verraste met Stepping Up, doet het in zijn eentje. De wat rauwe countryblues neemt je way back in time. Veel tijd om te genieten heb ik niet want in de grote zaal mag Nikki Lane het grote podium op. Nou ja, een deel van het grote podium, Ze krijgt een reepje van anderhalve meter voor een groot zwart gordijn dat de rest van het podium van het zicht onttrekt. Die anderhalve meter is ook wel genoeg want ze zijn maar met zijn drieën. Enigszins tegenvallend is dat wel. Nu moet het publiek het doen met een akoestische set waarin Lane ondersteund wordt door Alex Munoz en zangeres (annex manager) Erika Wolf (ook tamboerijn). Lane is wat chagrijnig, bekent ze, maar die zurigheid trekt naarmate het optreden vordert wel weg. Geroutineerd werkt het drietal zich in een klein uurtje door een dwarsdoorsnede van Lane’s twee albums. En nog een mooie Dylan-cover op de koop toe: You Ain’t Going Nowhere (te vinden op Sweetheart of the Rodeo van de Byrds).
De Spaanse Joana Serrat gaat dan in haar eentje, slechts gewapend met een versterkte en galmende akoestische gitaar, het kleine podium op. Ze is voor velen in het publiek de grote onbekende. Ten opzichte van het soms breed uitwaaierende geluid op Cross The Verge krijgt het publiek in deze setting natuurlijk een stuk eenvoudigere versies van de nummers te horen. Ze verbergt zich een beetje achter haar donkere lokken, maar haar fijne stem, een beetje sprookjesachtig, mag er zeker zijn.
Meschiya Lake & the Little Big Horns sla ik over. Niet mijn kopje thee en de innerlijke mens moet ook verzorgd worden. Dat kan in in het cafe met knapperige pizza’s Terwijk ik mijn laatste hap neem begint Lea Kliphuis aan haar optreden. Mooi mens met een mooie nieuwe plaat. Daarvan natuurlijk een handvol nummers. Maar Kliphuis brengt ook een cover van Lucinda Williams: Born To Be Loved, omdat ze dat nummer direct hoorde na een radioreportage over vluchtelingkinderen. Mooi zegebaar en goed gedaan, zeker ook de gitaarsolo hierin van Erik van Dijsseldonk. Op het kleine podium in de zaal neemt een ander duo het stokje over van Kliphuis en Van Dijsseldonk: Mandolin Orange. Het tweetal uit North Carolina pakt het publiek in met hun gloedvolle traditionele folknummers. Andrew Marlin (gitaar, mandoline) en Emily Frantz (gitaar, fiddle) zijn innemend en laten hun stemmen mooi samenvloeien. Prima optreden.
De verrassing van de avond komt van The Wood Brothers. Oliver Wood is gitarist en de band’s voornaamste zanger. Het grootste vuurwerk komt echter van bassist Chris Woods, die een verleden heeft in de belangrijke jazzband Medeski, Martin & Wood en muliti-instrumentalist Jano Rix. De mannen beginnen het optreden gedrieën naast elkaar waarbij Rix zijn shuitar bespeelt: een tot percussie-instrument omgebouwde gitaar. Later neemt hij plaats achter zijn drumstel. Hij schrikt er op die plaats niet voor terug om tijdens het drummer tegelijkertijd met rechterhand een toetsenbord te bespelen en bovendien ook nog te zingen. Veel werk natuurlijk van het nieuwe album Paradise, maar ook het oudere werk komt aan bod. Bijzonder mooi optreden, je komt ogen en oren tekort.
In het cafe mogen rond elven de jongste artiesten het festival afsluiten: de uit Leiden afkomstige Cannonball Johnsons. Drie gitaristen (en banjo en mandoline), een drummer en een bassist, op een rijtje naast elkaar. Wat lijkt te starten als een door bluegrass geïnspireerd bandje mondt naarmate het optreden vordert uit in een driestemmige psychedelische southern rockband. Misschien is het allemaal nog niet volledig uitgekristalliseerd, maar het getuigt wel van durf. The Cannonball Johnsons nemen zo niet het geplaveide weg naar succes maar durven nieuwe paden in te slaan. Echt een bandje om in de gaten te houden.
Zo eindigt een mooie muziekdag in Venlo. Fijn festival waarvan hopelijk nog vele edities zullen volgen.
Reageren
»Nog geen reacties.
RSS feed for comments on this post.
Plaats een reactie