Het was een goed bericht dat muziekblad Heaven en het Haarlemse Patronaat de handen in elkaar geslagen hadden om het Roots of Heaven festival nieuw leven in te blazen. Wel wat kleinschaliger dan de edities uit de jaren 2005 tot en met 2007. De tiende editie kende slechts optredens in de kleine zaal en in het cafe. En ook geen grote namen als Lucinda Williams, Calexico en Wovenhand die op eerdere edities te zien waren. Toch waren de organisatoren erin geslaagd een leuke affiche samen te stellen. Vooral naar het eerste Nederlandse optreden van The Black Lillies werd reikhalzend uitgekeken.
Maar eerst was het de beurt aan Nathan Bell, de Amerikaanse singer-songwriter, die de laatste jaren met albums als Black Crow Blue en Blood Like A River flink aan de weg timmert. Gewapend met een akoestische gitaar, een setje mondharmonica’s en een grofkorrelige stem brengt hij een mooie doorsnede van zijn recente werk. Niet heel spectaculair, maar degelijk en ontspannen. De 57–jarige Bell weet inmiddels wel waar Abraham de mosterd haalt.
In het cafe treden vervolgens Melle & Henk op, oftewel Melle de Boer (Smutfish) op traporgel en Henk Koorn (Hallo Venray) op gitaar. Hoekige niemendalletjes maar de mannen schenen er zelf in elk geval veel plezier aan te beleven.
Daniel Meade uit Schotland grijpt voor zijn optreden terug naar de roots van het Amerika van de jaren twintig en dertig. Old time country, een beetje honky tonk en een scheutje ragtime moeten het gevoel geven van de gemoedelijkheid van toen. Dat lukt maar half. Begeleider Lloyd Reid speelt fraai gitaar met een jazzy inslag en Meade vertelt vriendelijk over zijn vliegreis en zijn gitaar, maar meer dan voortkabbelen doet het optreden niet. En met teksten als ‘Louise, I don’t mind your big behind, but I’m not in love with you’ is het toch wat flauw. Muziek om lekker ramen bij te lappen, dat dan weer wel.
Mr. Watchman Ad van Meurs waarschuwt zichzelf dat hij niet teveel moet lullen, want hij heeft maar een half uurtje. Twee keer een half uur, want zijn optreden in het cafe is in twee stukken gesplitst. Van Meurs is al ruim 25 jaar the Watchman en opent met Dorset Moon, titelnummer van zijn laatste cd, dromerig maar toch ook lekker puntig, kenmerkend voor het optreden. Een optreden waarbij de wind uit alle richtingen waait, Ankie Keultjes zingt in het Arabisch, Van Meurs in het Nederlands en de gitarist Townes van Zandt’s Waiting around to die in het Engels. Het geluid in het café is goed, maar achterin bij de bar wordt er wel veel geluld, logisch maar toch ook jammer, het zijn twee lekkere sets die de aandacht meer dan verdienen.
Tim Knol laat zichzelf in de kleine zaal begeleiden door Ronald van Beveren op pedal steel. Dat pakt prima uit. In een uurtje komen er 13 nummers voorbij. Oud werk, zoals Music In My Room, The Deepest of Oceans en zijn radiohitje, Sam. Over de hoofdpersoon van dit laatste liedje, Sam dus (“is leaving town”), vertelt hij dat die inmiddels teruggekeerd is naar Hoorn en dat het helemaal goed gekomen is. Hij is zelfs getrouwd met een leuke vrouw. Maar er komen ook twee fijn klinkende nummers voorbij van het album dat Knol nu aan het opnemen is. En ook Townes van Zandt steekt in de set van Knol zijn kop op, in de vorm van een cover van Loretta. Aan het eind van het optreden wordt duidelijk waarom er toch de hele tijd een extra microfoon op het podium stond. Ineens roept Knol zijn vriend Kevn Kinney erbij, die een paar dagen op vakantie in Nederland is, voor een mooie versie van diens Straight To Hell.
Wat direct opvalt bij The Black Lillies is de afwezigheid van zangeres Trisha Gene Brady. Wikipedia lezend blijkt dat zij eind vorig jaar de band verlaten heeft. Haar plaats is ingenomen door singer-songwriter Haley Cole. Daar is de band zeker niet slechter van geworden. Het gezelschap rond zanger/gitarist/toetsenist Cruz Contreras blijkt een heel goed op elkaar ingespeelde countryrockmachine te zijn. Aan praatjes tussen de plaatjes wordt niet of nauwelijks gedaan. Een keer worden de zes leden van de band voorgesteld maar het is vooral: spelen! Contreras is de dirigent, hij houdt alles in de gaten en met hoofdbewegingen en blikken van verstandhouding stuurt hij zijn bandleden. Gitarist Mike Seals is zeer vingervlug, de ritmesectie perfect in zijn onopvallendheid, en pedalsteel speler Jonathan Keeney speelt onverstoorbaar. Veel hoogtepunten (heerlijke versies van Ruby en Two Hearts Down bij voorbeeld, maar het grootste kippevelmoment komt aan het einde als ineens blijkt dat ook bassist Sam Quinn (voorheen Everybodyfields) een waanzinnig goede leadzanger kan zijn (in een opvallende cover van Never Tear Us Apart van INXS). The Black Lillies waren prachtig, TakeRoot-materiaal!
In het cafe neemt Broeder Dieleman -ook in twee sessies van een half uur- ons mee naar de delta. Dieleman brengt zijn Zeeuwse folkummers met een drummer, een zangeres en een jongen die vooral voor soundscapes zorgt. Zeeuwvlaamse oren horen Tonnie Dieleman zingen over een Kauwtje, over Aalscholvers, een Klein Zieltje en over Omer (eerst dronk ik uut de krane/noe zo recht uut de bron). Beetje vreemd maar wel lekker.
In de kleine zaal neemt Luke-Winslow-King uit die andere delta, die van New Orleans, dan het stokje over. Winslow-King, in keurige grijze pantalon en zwart t-shirt trakteert het publiek op een portie vette blues en rock ‘n’ roll. Veel nummers van zijn recente plaat I’m Glad Trouble Don’t Last Always. Het samenspel met de Italiaanse gitarist Roberto Luti is bijzonder fijn. Gelijk een dubbele slidegitaarsolo in het eerste nummer. Moeiteloos pakt het kwartet daarmee het publiek in. Winslow-King heeft er duidelijk zin in en dat nummers als Esther Please en Act Like You Love Me, over zijn inmiddels stukgelopen huwelijk met zangeres Esther Rose, lijkt hem niet te deren. Heerlijk optreden.
Afsluiter van de avond is James McMurtry met zijn band. Het is ruim na tienen als de Texaan met twee begeleiders achter het gordijn vandaan komt. Een vette groove neerzetten kunnen ze als de beste. Met de wat oudere nummers Bayou Tortous en Red Dress overdondert het trio. Als er bij het vierde nummer van een set een extra bandlid het podium opkomt om ook harmonica te spelen komt er wat meer lucht in de set van McMurtry. Dan komen ook liedjes van Complicated Game uit 2015 aan de beurt. Bij Choctaw Bingo, dat gaat over alle vreemde dingen die ze onderweg in Oklahoma tegenkwamen, kan het nog aanwezige publiek rustig een biertje gaan bestellen, of twee, zo lekker lang duurt het. Het is jammer dat er dan al niet meer dan 30 man in de zaal staat. Het lijkt McMurtry ook te irriteren want na het afsluitende Too Long The Wasteland zetten ze de instrumenten neer en met een gemompeld bye lopen ze van het toneel af. De gordijnen gaan direct dicht.
Klaarblijkelijk heeft de lange duur van het festival, van 14.30 uur tot en met 11 uur te veel van het publiek gevraagd. Misschien ook niet zo gek, qua muziek had Roots of Heaven veel te bieden, maar qua aankleding was het karig. Weinig zitgelegenheid (en ja, het volk dat hierop afkomt is geen 20 meer) en het aanbod van overigens lekkere eten was niet bepaald breed (’n broodje pulled pork) te noemen. Daar zou bij een hopelijk weer terugkomende editie veel meer aandacht aan besteed kunnen worden. En dat is misschien ook wel de conclusie na deze muziekdag. Echt fijn dat Roots of Heaven terug is, maar iets minder artiesten, minder vulling dan vooral, en wat betere secondaire zaken, zou het nog beter laten smaken.
Tekst: Hugo Vogel & Peter Hageman
Foto’s: Peter Hageman
18/02/2017 Permalink
Inderdaad super dat dit festival weer terug is. Vraag me af of Patronaat wel een goede plek is hiervoor. De voorzieningen zijn ondermaats, het cafe ongeschikt voor optredens. En de opkomst viel denk ik wat tegen. Ben zelf ook niet de hele tijd gebleven. Topper wat mij betreft de Black Lillies. De nieuwe zangeres was nog wat onwennig, maar helemaal eens met conclusie dat de Lillies een groter podium verdienen.