Sam Marine – Steven Casper & Cowboy Angst – Nathan Oliver – Minor Moon – Suntrodden
De muziek op Big Dark City (eigen beheer) ontstond met akoestische gitaren op de veranda van Sam Marine. Na een paar weken werken aan de arrangementen werden de nummers losgelaten in de studio. Daar ontstond iets heel anders. Muziek die hoort bij de zonnebril en het zwarte leren jack en het schaarse rode licht in een bar. Grotestadsrock. Oftewel: stampende rootsrock. Op Dawn Come And Gone wordt beschutting gezocht voor de zon in de nachtclubs van de grote stad. Los Angeles in dit geval. Daar is Marine naartoe getrokken. Via New York en Florida. I’ll Soon Be Gone stond op zijn debuutplaat Lacktown, maar krijgt hier door de inbreng van drummer Mitch Marine een geheel nieuwe basis. Geen familie overigens, die Mitch, die in het dagelijks leven drummer is bij Dwight Yoakam. Trouwens, de broer van Sam Marine is ook drummer. Maar die heet Chris Marine en speelt bij Phosphorescent. Mike Lee is een nummer over een vriend die stierft na een overdosis. Op Freeze Em Out zingt Marine met zo’n fijne rasp, een beetje zoals Paul Westerberg. Brian Whelan produceerde deze heerlijke ep.
Sometimes Jesse James (Silent City Records) van Steven Casper & Cowboy Angel bevat zes nummers cowboyrock met een goeie beat. Bijzonder aan deze band uit Los Angeles is dat ze heel graag ep’s afleveren. We schreven in de rubriek roundup al vaker over ze. De aftrap met Down brengt de energie van Long Ryders, terwijl het diepe geluid van They Call It Love mede door het instrumentale intermezzo ons brengt bij de platen van Barefoot Jerry. Dat schrijven we altijd met plezier op. Born To Lose Blues gaat met een twangende gitaar surfend door de woestijn, waarna de instrumentale afsluiter Mi Sueno, Mi Dolor ons aan de grens met Mexico brengt. My Wrecking Ball is een cover van Ryan Adams.
Met Head In The Sand (Potluck Foundation) keert Nathan Oliver na bijna een decennium afwezigheid terug. De band rond Nathan White werd nieuw leven ingeblazen, nadat de musicus terugkeerde naar Chapel Hill, North Carolina. De ep begint agressief met Marbles. Dit is dwarse new wave met een drukke drummer en hakkende gitaren. Het rond akoestische gitaar en wat percussie opgetrokken Clean Sheets is een stuk rustiger, maar heeft wel fijne uitbarstingen. Mooie stem heeft White. Hij doet hier denken aan Lloyd Cole. Little Belle is alternatieve rock met ronddraaiende gitaren. The Exquisite Wait pakt de kauwgomballensound van Big Dipper. Al met al zes nummers eigenwijze indiepop die liefhebbers van bijvoorbeeld Pavement ook zal bekoren.
Minor Moon is het project van Sam Cantor uit Chicago. What Our Enemies Know (Ruination Record Co.) laat een geluid horen met erg veel ruimte aan de hemel. En dat gaat niet alleen op voor het liedje met de titel Weird How We Float. De ijle zang met een stem die de hoogte indraait van Safe Dreams heeft ook die ruimte. Minor Moon put inspiratie uit het werk van americana-artiesten, maar dan toch vooral bij de innovatievere lui die naar nieuwe wegen zoeken. De weg omhoog middels lichte gitaarakkoorden is vederlicht als het werk van Feelies, om maar eens een zijstraat uit het heelal te noemen. Vederlicht en toch herfstig. Als een Dakota Suite of een American Music Club. Spannend is de toevoeging van blazers op diverse nummers van deze ep.
Suntrodden III (eigen beheer) is het derde deel van een drieluik waarvoor Erik Stephansson verantwoordelijk is. Hij is Suntrodden en schreef de teksten en muziek van de vijf nummers en speelde ook alles zelf. Het zijn lichte liedjes die met een hoge stem worden gezongen. Op afsluiter The End (Haunt Me) valt te denken aan de zang van Bee Gees. Als je dat eenmaal geconstateerd hebt, valt het ook op andere nummers op. Stephansson zoekt overigens vooral inspiratie in het werk van Elliott Smith en dat is best te horen, maar hij houdt zijn deunen wel lichter van toon.
Reageren
»Nog geen reacties.
RSS feed for comments on this post.
Plaats een reactie