Hij schreef “Daydream Believer” voor The Monkees en was met The Kingston Trio belangrijk in de Folk Revival van de jaren zestig. Maar bovenal was hij een van de grote singer-songwriters die voortkwamen uit dat turbulente decennium. California Bloodlines is zijn meesterwerk, een album vol intense folk- en countryrock met diepe wortels in het land van zijn voorvaderen.
John Stewart was dertig toen zijn klassieke album verscheen maar zijn stem klinkt veel ouder. Het is een diepe, verweerde stem, die het meest nog doet denken aan de laatste albums die Johnny Cash opnam. Stewart hoeft maar zelden zijn hogere register op te zoeken, zoveel intensiteit en kracht kan hij uit zijn lage noten putten. Fred Neil is wat dat betreft een goede vergelijking, of David Wiffen, ook zangers die zonder uithalen een groot emotioneel bereik hadden. Het zijn ook stemmen die, zoals die van John Stewart, zo eigen zijn dat je ze na één luisteren voor altijd zult herkennen.
Eenzelfde intensiteit als in zijn zang, legt Stewart in zijn teksten. Het is verleidelijk om veel te citeren. Het nummer “Razorback Woman” bijvoorbeeld, een vernietigend portret van een alcoholische vader dat gedragen wordt door schitterend orgelspel, bevat de messcherpe regels: “And I knew he was ill from the size of his pills / But he choked on the preacher’s salvation.” In deze ene zin ligt de hele tragiek van het lied besloten, en, zo suggereert Stewart, ook de tragiek van zijn thuisland: de pretentie van goddelijke uitverkorenheid (“We are living in god’s favourite nation” zingt Stewart eerder) tegenover de realiteit van epidemische verslaving en vergane dromen.
“Mother Country” is een ander nummer dat over de geschiedenis van Stewart’s thuisland gaat. Ditmaal met meer nostalgie en een weidser historisch bereik, zing-spreekt Stewart over de historische Johnstown Flood van 1889, toen de mensen luisterden naar het machtige water, “and then they put away the dreams that belong to little boys.” Zonder een logische overgang, en toch voelt het volledig passend, verhaalt het tweede couplet over ene E.A. Stuart en zijn racepaard “Sweetheart on Parade” (Stewarts eigen vader was paardentrainer). Terwijl E.A. Stuart, oud en blind, voor de laatste keer zijn geliefde paard berijdt, stuwt de muziek hem voort met enorme intensiteit, waarna het refrein nog eenmaal echoot: “Oh mother country, I do love you”.
Eén couplet moet tot slot nog geciteerd worden. Nu uit het lied “Lonesome Picker”, dat doet denken aan het vroege werk van Townes van Zandt:
Lilly McLean, you are standing in the rain
And you are cold, you are hungry and afraid
You are waiting for a sunrise
A sunrise makes you feel so very small
Darling Lilly, aren’t we all?
Elk woord is raak, zoals elk woord op dit album raak is, en beschrijft met veel mededogen en precieze iets wezenlijks: dat het leven ons koud kan voorkomen, dat we honger hebben en bang zijn, en wachten op een zonsopkomst die, als zij eenmaal komt, ons alleen doet inzien hoe nietig en klein we zijn. Het refrein komt als een verlossing: “Though I’m believing, believing, believing that even when I’m gone… maybe some lonesome picker will find some healing in this song.”
20/01/2018 Permalink
Mooi verhaal Kasper.
Ik heb deze plaat altijd een onderschat tijdloos meesterwerk gevonden.
Hij heeft dit naar mijn mening ook nooit meer overtroffen.
21/01/2018 Permalink
Moooi stuk zeg. Ik ga deze zeer zeker luisteren.
03/02/2018 Permalink
Mooi verhaal inderdaad maar dit is toch niet zijn beste plaat. dat is voor mij zonder twijfel de live 2lp “the Phoenix concerts”.
03/02/2018 Permalink
Een verhaal over deze plaat is overigens ook opgenomen in mijn boek Americana Outlaws. En stond trouwens in het verleden (voor de hack) ook op deze site.
09/02/2018 Permalink
Bedankt voor de boektip, die zal ik eens opzoeken. Ik vond het al vreemd dat ik op deze site geen vermelding vond. “The Phoenix Concerts” vind ik ook erg de moeite waard, net als “Willard” en “Cannons in the Rain” overigens.