Ergens in de eerste helft van de jaren zeventig wees een dominee van de First Baptist Church in Lubbock, Texas, op de verderfelijke invloed van de honky tonks aan de rand van de stad. Al dat dansen en drinken, het was een schande, zo klonk het van de kansel. De dominee was blijkbaar goed op de hoogte; hij noemde Joe Ely bij naam tijdens zijn preek. Die schrok zich een hoedje toen het verhaal hem ter ore kwam. Maar wat bleek? Bij het eerstvolgende optreden stond er een rij auto’s van hier tot gunter. Betere reclame had hij zich niet kunnen wensen.
Op Full Circle – The Lubbock Tapes (Rack ‘Em Records) staan opnamen van de begintijd als soloartiest van de panhandle rambler. Nadat er helemaal niets was gebeurd met de plaat All American Music van The Flatlanders (geen wonder; daarvan verschenen in 1972 louter enkele exemplaren op 8-track) vertrok Ely naar New York, waar hij optrad in koffiehuizen. Totdat de rusteloze ziel een baantje aannam als verzorger van de lama’s, twee hengsten en ’s werelds kleinste paard bij Ringling Brothers and Barnum & Bailey Circus. Dat duurde niet al te lang. Ely brak drie ribben door een trap van een paard. Terug in Lubbock besloot hij zijn eigen band te beginnen. Hij werkte aan zijn eigen greatest show on earth. Even dacht Ely dat hij maar beter weer kon vertrekken uit West Texas, nadat iemand hem over die preek had verteld, maar dat liep dus heel anders.
Op The Lubbock Tapes staan demo’s die dateren van 1974 en 1978. De band van Ely was in 1974 al geweldig op elkaar ingespeeld na optredens van uren en uren in die volgens de dominee door de duivel bezeten honky tonks. Die eerste opnamen leverden Ely een platencontract op bij MCA, nadat Jerry Jeff Walker daar een cassette had laten horen. Op The Lubbock Tapes staan 16 nummers, waarvan 14 bekend van de albums Joe Ely (1977), Honky Tonk Masquerade (1978), Down On The Drag (1979) en Musta Notta Gotta Lotta (1981).
De verzameling begint met Windmills And Watertowers. Dat nummer staat niet op een van die platen, maar is wel degelijk bekend. Het gaat hier namelijk om het door Butch Hancock geschreven You’ve Never Seen Me Cry, te vinden op die debuutplaat van The Flatlanders (die dus pas vele jaren later echt als plaat verkrijgbaar was; in 1980 op het Engelse Charly Records als One Road More met daarop 17 nummers en in 1990 in Amerika als More A Legend Than A Band, toen Rounder Records het vreemd genoeg bij 14 nummers hield). Het enige totaal onbekende nummer van The Lubbock Tapes is Joe’s Cryin’ Schottiche, bedoeld om het de dansers naar de zin te maken.
Ely beschreef die danszalen in 1978 in een interview met Muziekkrant Oor als volgt: ‘De mensen dansen er met hun honden en gooien er met lege bierblikjes. Het is er behoorlijk loose…’ Losbandig, het is een treffende omschrijving voor de muziek van de Texaan. Niet gebonden aan welke regels van wie dan ook. Ely liet zich de wet niet voorschrijven, ook niet door de platenmaatschappij die bij hem aanklopte. Commercieel denken wilde hij niet, want zulks haalde de ziel uit de muziek. Natuurlijk stond dat een grote doorbraak in de weg, maar daar had Ely maling aan. Steelgitarist Lloyd Maines haalt in de liner notes bij Full Circle nog maar eens het ‘probleem’ van Ely aan: ‘MCA spent most of their time trying to decide if Joe was too rock for country or too country for rock’.
Maines was onlangs komen aanzetten bij Joe Ely met de tapes die hij had gevonden in een kartonnen doos. Die was al enkele verhuizingen heen en weer gesleept. Nou heeft Ely in zijn kleine studio achter zijn woning bij Austin nog planken vol staan met onuitgebrachte opnamen, maar deze demo’s had hij niet. Hij was ze ook glad vergeten. Dus de verrassing was groot. Zeker toen hij ging luisteren.
Ely en zijn band zijn scherp als een hanengevecht. Wat een interactie tussen Maines en gitarist Jesse Taylor op bijvoorbeeld Down On The Drag. Het was helemaal niet gek dat de leden van The Clash enorme fans werden van deze swingende band. Dit was immers heel wat anders dan de rond die tijd lamlendige countryrock van hoogvliegers als Eagles. Kapitalisten waren de natuurlijke vijanden van de punkbeweging. Nee, dan dit soort wilde country, die kon wel op bijval rekenen van de Britse snotneuzen.
Welke andere band had trouwens rond die tijd een accordeonist binnen de gelederen? Echt niet zo veel. De immer laconieke Ponty Bone trok aan zijn instrument alsof hij het ding naar alle hoeken van de dansvloer wilde schuiven. De kerkbezoekers schudden in zwierige bewegingen alle zonden van zich af tijdens die dansavonden in Main Street Saloon, Fat Dawg’s en de Cotton Club. Studenten waren er ook te vinden, want elke telefoonpaal bij de universiteit Texas Tech was beplakt met aankondigingen van de optredens van Ely. Cowboys, bikers, katoenplukkers en arbeiders uit de olie-industrie, iedereen wilde de optredens van de crazy lemon beleven.
Butch Hancock beschreef hoe het er aan toe ging in het liedje West Texas Waltz. ‘When you’re ready for steady to go dancin’, romancin’ / Grab your sweetheart and jump in your car / Drive on down to the bright lights of town / You’ll be glad you don’t have to go far.’ Bejaarden sprongen er trouwens ook in de rondte. ‘Grandmammy, grandpappy, if you plan to stay happy / You better lace up your best dancin’ shoes / Come see us, don’t write us, you can stop your arthritis / Just by dancin’ away your blues / Dancin’ away your blues.’
Dat liedje staat nou net niet op deze verzameling demo’s. Wat wel? 1. Windmills And Heartaches (dat is dus de eerste keer dat we dit liedje van Ely horen, buiten The Flatlanders om als Jimmie Dale Gilmore het zingt); 2. Because Of The Wind (te vinden op Honky Tonk Masquerade); 3. Road Hawg (Musta Notta Gotta Lotta); 4. Standin’ At The Big Hotel (Down On The Drag); 5. Gambler’s Bride (Joe Ely); 6. Fools Fall In Love (Down On The Drag); 7. If You Were A Bluebird (Honky Tonk Masquerade); 8. B.B.Q. & Foam (Down On The Drag); 9. Down On The Drag (Down On The Drag); 10. Tennessee Is Not The State I’m In (Joe Ely); 11. I’ll Be Your Fool (Honky Tonk Masquerade); 12. I Keep Gettin’ Paid The Same (Musta Notta Gotta Lotta); 13. Joe’s Cryin’ Schottiche (voor de eerste keer verkrijgbaar); 14. I Had My Hopes Up High (Joe Ely); 15. All My Love (Joe Ely); 16. Maria (Down On The Drag).
Voegen deze demoversies iets toe aan hetgeen op de eerste vier (geweldige) studioalbums staat? Wel degelijk. De opnamen uit 1974 bevatten een uiterst interessante blauwdruk van wat komen ging, terwijl gitarist Jesse Taylor en accordeonist Ponty Bone er op dat moment nog niet bij waren. Taylor haakte op tijd aan voor de debuutplaat, Bone was er daarna bij vanaf Honky Tonk Masquerade. Ze zijn beiden vanzelfsprekend wel present tijdens de opnamen in 1978, gemaakt voordat Down On The Drag werd opgenomen. Wat daaraan opvalt is dat de band onder invloed van nog veel meer spelen harder is gaan rocken.
In 1979 trok Ely voor het eerst op met The Clash. Die invloed is duidelijk te horen op de rockabilly van Musta Notta Gotta Lotta, maar al in 1978 was die ontwikkeling gaande, zo blijkt op het ronkende Road Hawg en I Keep Gettin’ Paid The Same van deze demo’s.
Hard rocken en over de grenzen kijken, dat is de essentie van het werk van Joe Ely. Al die lieden van diverse pluimage wilde hij vertier bieden tijdens zijn concerten. Ze moesten dansen tot ze er bij neer vielen. Ely en zijn band gingen maar door. Dat liedje Joe’s Cryin’ Schottiche gaat helemaal nergens over, maar er werd wel op gedanst. Curley Lawler van Bob Wills & His Texas Playboys speelt fiddle op het nummer.
Behalve dansen en drinken en alles wat daarvan komt, de liefde bedrijven bijvoorbeeld, gaat het bij Ely ook over de hypocrisie van dat alles. Dat valt toch op te maken uit een albumtitel als Honky Tonk Masquerade. Als de hele maskerade hem teveel werd, dan ontsnapte de lord of the highway weer, niet voor niets is zijn lijflied toch vooral I Had My Hopes Up High, op deze demo met een saxsolo van Don Caldwell, in wiens Caldwell Studios in Lubbock dit alles tot stand kwam.
Voor bewonderaars van Ely is Full Circle – The Lubbock Tapes een niet te missen aanvulling op het oeuvre van de Texaan. De geluidskwaliteit is goed genoeg; Ray Kennedy poetste wat oneffenheden op de banden weg, slechts hier en daar hoor je de tape lichtjes slippen, dus dat mag geen belemmering vormen. Voor alle anderen die de albums van Joe Ely (uit deze periode) niet kennen de aanbeveling om eerst die studioalbums aan te schaffen.
De titelloze debuutplaat werd in 2016 door de lezers van Lone Star Music Magazine gekozen tot winnaar van ‘That ’70’s Texas Progressive Country/Honky Tonk Heroes Shotgun Showdown’. Dat kwam neer op een verkiezing van 64 belangrijke albums uit die tijd, waarbij in zes ronden steeds gekozen moest worden tussen twee platen. Na die eerste ronde waren er dus nog 32 over. En zo verder. Ely won het uiteindelijk door in de finale Red Headed Stranger van Willie Nelson ver achter zich te laten. En dan te weten dat zijn tweede album Honky Tonk Masquerade eigenlijk nog beter is…
Goed, terug naar de opnamen waar het in dit stuk over gaat. Op de site Phawker is een heel aardige uiteenzetting te vinden van Jon Houlon, frontman van onder anderen de band John Train, waarin hij de takes van The Lubbock Tapes vergelijkt met de MCA-platen. Hij vergeet trouwens Tennessee Is Not The State I’m In, net als Ely zelf trouwens, want het mist tussen de songtitels op de achterkant van de hoes, daar staan slechts 15 songtitels. Maar het staat er dus wel degelijk op.
Houlon laat in zijn stuk ook zijn licht schijnen over de kwaliteiten als songschrijver van Butch Hancock en Townes Van Zandt en dat is amusant leesvoer! Voor wie niet de moeite doet om dat stuk te lezen: hij plaatst Hancock boven Van Zandt. In dit verband is het daarom aardig om in deze bespreking van archiefopnamen van Joe Ely nog even op diens toekomstplannen te wijzen. De man is altijd bezig met tenminste vier projecten. Hij werkt nu ondermeer aan een aantal tribute-albums. Een voor Butch Hancock. Een voor Townes Van Zandt. En een voor Guy Clark. En verder komt er een vervolg op het sublieme Panhandle Rambler. En hopelijk verschijnt er spoedig nog heel veel archiefmateriaal op cd dat nu nog op de plank ligt in de studio in Austin. Zoals een album met kinderliedjes dat Ely ruim drie decennia geleden opnam voor zijn dochter Marie. Zoals nog meer rockabilly met Jesse Taylor uit de jaren 80. Zoals opnamen met The Clash. En dat album A Day’s Lullaby op Reprise Records uit 1971 met de Duitse componist Eberhard Schoener, kan dat ook niet worden heruitgebracht door Rack ‘Em Records?
En dan is er nog die andere grote wens: Joe Ely op TakeRoot in 2019! Het is dan twaalf en een half jaar geleden dat hij voor het laatst in Nederland was. In 2007 stond hij met Joel Guzman en Glen Fukunaga op Blue Highways in Utrecht.
Op een video uit 1977 die dit jaar opYouTube werd gezet zien we Ely en zijn band tijdens een optreden in Luckenbach, Texas. De beelden (zie hieronder) van een 30-jarige Ely bieden een fraai tijdsbeeld van de artiest die twee jaar later de harten van Londen zou veroveren.
Reageren
»Nog geen reacties.
RSS feed for comments on this post.
Plaats een reactie