Moe van alle psychedelica zochten Amerikaanse rockartiesten eind jaren zestig het platteland op. Zo brachten The Byrds opeens country op Sweetheart Of The Rodeo. De tournee die ze even later door Engeland maakten, zette daar eveneens wat in beweging. De bleekneuzen in Londen wilden ook wel cowboys zijn. De cd-box Across The Great Divide – Getting It Together In The Country 1968-74 (Grapefruit Records/Cherry Red Records) biedt een geweldig overzicht van Britse musici die hun eigen idylle creëerden. Het is een stroming geweest die veel te onbekend is gebleven.
Richard Thompson van Fairport Convention sloeg met open mond het concert van The Byrds gade. Wat was dit? Op de eerste van de drie cd’s omvattende box Across The Great Divide staat het nummer Cajun Woman, dat Thompson nadien schreef. Hij voerde zijn band Fairport Convention even weg van folkrock naar een bluesy verkenning van Louisiana.
Niet alleen The Byrds waren invloedrijk. Het Canadees-Amerikaanse gezelschap The Band was dat evenzeer met de rurale rock van Music From Big Pink en het titelloze tweede album, die met de bruine hoes. Ze zongen over landarbeiders en de Amerikaanse Burgeroorlog. Ook de vernieuwende countryrock van The Flying Burrito Brothers op The Gilded Palace Of Sin bracht iets op gang. En dan had je nog het debuut van Crosby, Stills & Nash wiens harmonieuze samenzang de monden in beweging bracht. Zo zingen, dat wilden er wel meer.
Graham Nash had de Britse band The Hollies verlaten om het in Amerika te proberen. Met psychedelische muziek trouwens; maar kijk naar de hoesfoto van het debuut van Crosby, Stills & Nash en je ziet drie jongemannen op een sofa die in de tuin staat voor een houten huis. Hoe country wil je het hebben? The Hollies vielen zelf ook voor de Amerikaanse invloeden. Ze namen Louisiana Man op van Doug Kershaw. Het zou pas veel later worden uitgebracht en staat nu ook op deze compilatie.
Het eerste nummer van de eerste cd van deze box is Warming Up To The Band van Heads Hands & Feet. Deze ode aan The Band verscheen destijds louter op single. De gitarist van Heads Hands & Feet was Albert Lee, die daarna furore zou maken als gitarist bij onder anderen Emmylou Harris. Hij werd vijf keer verkozen tot beste countrygitarist door het blad Guitar Player. Een bijzondere eer voor een Engelsman.
Van de Britse volgelingen verwierf vooral Traffic grote faam. Steve Winwood trok met Dave Mason, Jim Capaldi en Chris Wood naar een boerderij in de heuvels van de Berkshire Downs, waar ze weg van alle drukte werkten aan hun eigen hippiedroom. Terug naar de natuur. En ook al keerden veel artiesten zich af van psychedelische drukte, de daarbij horende hallucinerende middelen bleven gretig aftrek vinden.
Wat te denken van Home Grown van Andy Roberts? Een nummer met een heerlijke steelgitaar. De elpee werd uitgebracht op verschillende labels, maar verkocht nauwelijks. Roberts trok naar Stonehenge, huurde er een huis, nam heel veel drugs en repeteerde nauwelijks meer. Niettemin ging hij daarna toch verder met Iain Matthews in Plainsong, met wiens I’ll Fly Away de derde cd wordt afgesloten. Matthews (tevens Fairport Convention) is nogmaals present op de box met zijn band Matthews Southern Comfort. Het nummer Touch Her If You Can, een cover van The Dillards, haalde destijds de platen niet.
Het 44 pagina’s tellende cd-boekje telt veel van dat soort verhalen. Van het obscure Mason horen we de single Fading. Mason was de band van Dave Dee nadat hij in 1969 gebroken had met Dozy, Beaky, Mick & Tich. Hij zou een soloplaat uitbrengen op Atlantic, maar voordat het zover was benaderden Ian ‘Tich’ Amey en John ‘Beaky’ Dymond hem om toch iets samen te doen. Ze besloten de stijl van Crosby, Stills & Nash als voorbeeld te nemen. Maar na drie geflopte singles was het voorbij. Het album Starting As We Mean To Go On kwam niet verder dan enkele testpersingen.
Ook bekende Britse acts als Mott The Hoople, The Sutherland Brothers Band, Faces, Procol Harum, The Searchers en The Tremeloes zochten de countryside van het Engelse landschap op. Faces zijn present met Ooh La La van de gelijknamige plaat. Ronnie Lane is de zanger op het nummer, omdat Rod Stewart het niet te pruimen vond. Overigens nam hij in 1998 alsnog een eigen versie op. Stewart horen we wel met Country Comfort van zijn plaat Gasoline Alley. Het nummer van Bernie Taupin en Elton John nam hij op nog voor laatstgenoemde het op diens eigen countryrockalbum Tumbleweed Connection had vastgelegd. Stewart had het van iemand anders en zei dat hij niet had geweten van wie het nummer was.
David Gilmour van Pink Floyd speelde pedal steel op Blue Pine Trees van de band Unicorn. Hij produceerde de plaat ook. Van dat album is Sleep Song te horen. Een verkoopsucces werd het niet. Ook de volgende platen kwamen terecht in de uitverkoopbakken, waarna de punk helemaal een einde maakte aan de ambities van deze countryrockband.
Muziek zonder pretenties. Echte liedjes. Daar ging Brinsley Schwarz voor. Beroemd hoefden ze er niet mee te worden. Samensteller David Wells merkt in het boekwerkje van de box (64 nummers in totaal) op dat Country Girl in feite een sluwe kopie is van You Ain’t Going Nowhere, de compositie van Bob Dylan zoals The Byrds die op Sweetheart Of The Rodeo hadden gezet, waarbij de credits in dit geval naar Nick Lowe gingen. Niet dat de briljante songschrijver zo’n truc nodig had. Hij schudde de liedjes zo uit zijn mouw. Enkele jaren later zou hij als producer van Damned en Elvis Costello punkhistorie schrijven. Zo loopt er een korte lijn van de idylle die Britse musici op het platteland trachtten te creëren naar de anarchie van de punk.
Reageren
»Nog geen reacties.
RSS feed for comments on this post.
Plaats een reactie