Op de morgen dat Ramblin Roots georganiseerd wordt zie ik bij toeval een Ted-talk van hersenwetenschapper Jill Bolte Taylor, die op haar 37ste zelf een hersenbloeding kreeg. Ze legt de verschillen uit tussen de linker- en de rechterhersenhelft. Kort gezegd: in de linkerhelft zit het lineair denken (opeenvolgend en lijnvormig), de logica (de betekenis/reden) en het analytisch (het bestuderen van volgorde) vermogen. De rechterhersenhelft bevat onze intuïtie, gevoelens, gewaarwordingen en indrukken, maar ook het holistisch denken of te wel ‘alles in een’ denken, het vermogen om verbanden te leggen en processen te doorzien. Het zet me aan het denken. Gebruik ik bij mijn recensies niet overwegend mijn linkerhersenhelft, door steeds te analyseren wat goed is en wat minder te vergelijken met eerdere ervaringen? Het beïnvloedt ook mijn beleving van een plaat of optreden: wat zal ik er straks over schrijven? Ik besluit het bij mijn bezoek aan Ramblin Roots eens anders aan te pakken. Ik ga erheen en ga het gewoon ondergaan. Dan kan ik achteraf wel aangeven hoe ik het beleefd heb.
Op diezelfde morgen wordt duidelijk dat Iris DeMent, de hoofdact van het festival, door ziekte niet zal optreden en dat het niet is gelukt een vervangende act te vinden. Bezoekers krijgen ter compensatie een consumptiebon en er wordt geschoven in het programma. Dat is ontzettend jammer, maar het geeft de bezoeker ook weer andere mogelijkheden (of nieuwe keuzestress).
Enkele weken eerder hadden de de organisatoren al te maken met een flinke tegenvaller toen duidelijk werd dat door ziekte The Sonics niet zouden optreden. Daarvoor werd wel een vervangend gezelschap gevonden: de Canadese zevenpersoonsformatie Bywater Call. De eerste band waar ik naar ga kijken deze middag. Bywater Call heeft in de persoon van Meghan Parnel een zangeres die er mag zijn. Met een soepele en krachtige stem en een persoonlijkheid. De band is ook lekker op elkaar ingespeeld. Fijne blazers en bovendien een erg goede gitarist. Maar echt raken doet het me niet. Tijd om ergens anders te gaan kijken. Er is immers zo veel te beleven in de vijf zalen van TivoliVredenburg.
Een paar verdiepingen hoger speelt de Franse band The Lowland Brothers: een drummer, een bassist, een toetsenist en twee gitaristen (waarvan er een nog wel eens op een trommeltje slaat). En de mannen doen aan meerstemmige zang. De goede, originele nummers worden met verve gebracht. Lekker toegankelijk rootsnummers met veel soul, bewerkstelligd door die zang, maar vooral ook door het fijne gitaarspel in combinatie met de zoemende orgelklanken. De eerste aangename verrassing van de dag.
Hoog op mijn verlanglijst, al sinds ik in 2018 kennismaakte met haar muziek, stond het optreden van de Amerikaanse zangeres-gitariste Sunny War. In de Grote zaal nota bene. Nogal een ruimte om te vullen. Ze wordt door Hubert van Hoof aangekondigd als een folkpunk-artieste. Iets wat ik niet begrijp, want Sunny War maakt zeker folk, maar punk of folkpunk? Dat is het echt niet. Maar ja, ze heeft wel een verleden in punkbands en ze heeft ook een heel bewogen leven aan de rand van de samenleving achter de rug. Hier in Utrecht treedt ze op met een drummer. Op het eerste gezicht een vreemde combinatie, maar het klopt van de eerste tot de laatste noot. Sunny War heeft een bijzondere manier van akoestische gitaar spelen waardoor een bassist niet gemist wordt. De met bolhoed getooide zangeres heeft daarnaast een prachtige, wat onderkoelde stem. De presentatie tussen de nummers door is ronduit onbeholpen, maar dat doet niet af aan de pracht van het optreden. Klaterend akoestisch gitaarspel en schitterende nummers. In het laatste liedje, Whole, refereert ze in de tekst aan Crass. Toch folkpunk dan?
Over klaterend gitaarspel gesproken: Bill Kirchen, the titan of the Telecaster, kan er ook wat van. 74 jaar is hij inmiddels maar de leeftijd heeft nog geen vat op zijn kunnen. De man, die in de jaren 60 en 70 nog lid was van de countryrockformatie Commander Cody and His Lost Planet Airman, doet precies wat er van hem verwacht mag worden en dat doet hij goed. Omdat er tegelijkertijd nog meer interessante artiesten spelen, verlaat ik Cloud 9 om in de Hertz-zaal het optreden van Rod Picott mee te maken. Mhm, verkeerde keuze: de rustige americana van Picott is prima, maar dempt de opgewonden stemming waarin ik na Sunny War en Bill Kirchen in terecht gekomen was. Door naar M. Ward & the Undertakers. Van de net 50 geworden Ward pik ik nog de nummers Vincent O Brien, Helicopter en Out Of My Head mee. Prima, toffe band ook met een op blote voeten spelende gitarist.
Geraint Watkins is een veteraan – er spelen nogal een aantal artiesten op leeftijd – van 71 jaar die met vele groten der aarde heeft samengespeeld: Van Morrison, Nick Lowe, Mark Knopfler, Paul McCartney, Status Quo om er een paar te noemen. Daarnaast heeft hij als soloartiest een mooi oeuvre opgebouwd. Watkins oogt, gezeten achter zijn toetsenbord, als een lieve opa die met wat vrienden lekker wat zit te spelen. Vreemde eend in de bijt is de veel jongere – en strak geklede – gitarist Oliver Darling, die vocaal een paar nummers voor zijn rekening mag nemen, zoals de cover van Going Up The Country (van Canned Heat). Er wordt best wat geïmproviseerd, maar Watkins is ontegenzeggelijk de leidende kracht van de band. Blazer (saxofoon en klarinet) Martin Winning speelt ook een belangrijke rol, zeker in de paar instrumentale nummers die ten gehore worden gebracht. En van de stoïcijns ogende bassist Paul Riley (ooit nog in de pubrockband Chilli Willi & the Red Hot Peppers) en drummer Malcolm Mills leer ik later dat zij de oprichters zijn van het fameuze Proper Records. Er staat dus nogal wat ervaring op het podium en dat is te horen! De mannen maken er een feestje van. Blues, rock, pop en zelfs jazz (de versie van Johnny B. Goode!), allemaal samengebald in een heerlijk uurtje.
Ook Lee Fields, afsluiter in de grote zaal, maakt er een feestje van. De Amerikaanse soulzanger oogt uit de verte nog als een jonge god. Hij maakt voortdurend strakke danspasjes, zweept het publiek op, en spoort zijn band – met ook weer twee blazers – op nog wat extra te geven. Als de op gouden schoenen rondspringende zanger in een introductie van een nummer aangeeft al 54 jaar met dezelfde vrouw getrouwd te zijn, dringt door dat deze jonge god inmiddels ook al 73 jaar oud is. Maar wat een energie heeft hij nog! Fields carriere nam eigenlijk pas sinds een aantal jaren geleden een grote vlucht en klaarblijkelijk wil hij eruit halen wat er nog inzit. Hij toert heel uitvoerig, avond na avond. Dat maakt misschien ook wel dat het uiteindelijk wat clichématig overkomt. Da’s niet erg, heb me er uitstekend mee vermaakt, maar een blijvende indruk heeft het niet gemaakt.
Bovenstaande is dus een weergave van wat mijn linkerhersenhelft maakt van de indrukken die ik met mijn rechterhersenhelft hebt gemaakt. Uiteindelijk komt die analyse dan dus toch. Ondanks het missen van Iris Dement heb ik een prima dag gehad bij Ramblin Roots. Wat uiteindelijk opvalt is het heel diverse aanbod dat de programmeur bij elkaar heeft gebracht. Veel artiesten op leeftijd (ook Jim White die ik niet gezien heb is inmiddels al 66 jaar, en Martyn Joseph 63), naast jonge honden als The Lowland Brothers en de Utrechtse bands die in Club 9 speelden (helaas allemaal niet gezien, fomo speelde hier een rol). Daarnaast blijkt ook dat hier een zeer ruime interpretatie van americana wordt gehanteerd; heb nog nooit zoveel blazers op een rootsfestival gezien. Het smaakte goed, maar wel een beetje anders.
26/10/2023 Permalink
mooi verslag van dit geweldige festival. Toppers voor mij waren Bywater Call en Martyn Joseph, maar heb me ook uitstekend vermaakt bij Bill Kirchen en Geraint Watkins