Het werd de 25ste editie van TakeRoot, maar wat veel mensen zich afvroegen (en wij ook): is dit nu de programmering waar zo’n feestelijke editie om vraagt? Wie en waar is de echte hoofdact? Die leek er niet te zijn. Nu, je kunt niet elke keer uitpakken met een Jason Isbell, een Margo Price, Wilco of een My Morning Jacket, maar juist bij een jubileum zou je dat wel verwachten. Voor de gelegenheid was wel een speciaal gebrouwen biertje te verkrijgen. Dat smaakte zeker lekker, maar was niet echt bijzonder. Net als de rest van het festival, met artiesten ‘uit het rechterrijtje’ en relatief onbekende namen. Maar toch ook fijne verrassingen.
Relatief onbekende namen? De aftrap in de Kleine Zaal is bijvoorbeeld toebedeeld aan Lisa O’Neill en dat is eigenlijk niet echt je dat. Wellicht het vroege uur of de zaalkeuze? Haar werk vooraf beluisterend ‘zeg’ je: die kan zingen en beschikt over mooie songs, maar het komt zeker in het begin niet echt over. Een misser? Dat zou een te boude conclusie zijn; in een andere setting (of bij een ander festival) zou deze Ierse jongedame ongetwijfeld beter tot haar recht zijn gekomen.
De Canadees Jerry Leger is de ideale man om een festival als TakeRoot te openen. Hij wordt aangekondigd als iemand die op zijn vroegere platen klonk als Graham Parker. Op het podium in de foyer speelt hij echter, ondersteund door de drie mannen van The Situation, zijn laatste album integraal. Dit is muziek – sfeervolle americanapop met een hoofdrol voor toetsenist Alan Zemaitis – waar niemand zich een buil aan kan vallen. Daarna heeft het gezelschap nog wat tijd over voor eerder werk. Het wordt gelijk een stuk spetterender. Komt die innerlijke Graham Parker van Leger toch nog bovendrijven.
De ‘reis’ naar de zolder van de Oosterpoort is er vaak een met een lange wachtrij, maar voor de eerste act in de Attic valt dat deze keer nog mee. Maar nadat Kassi Valazza en haar kompanen om vijf uur de eerste noten inzetten loopt het uiteindelijk toch nagenoeg vol. En dat blijkt terecht. Want de in Arizona opgegroeide en thans vanuit Portland, Oregon werkende Valazza weet de volle drie kwartier te boeien. Niet alleen door haar psychedelische folk, doch zeker ook door de inbreng van haar begeleiders: Lewi Longmire (gitaar, lap steel, harmonica en backing vocals) en Tobias Berblinger (toetsen). Tel daarbij op de songs van haar begin dit jaar verschenen prachtplaat Kassi Valazza Knows Nothing en je begrijpt de lovende kritieken die haar voor deze tweede worp ten deel zijn gevallen. Live kwam het – evenals Johnny, Dear van haar debuut Dear Dead Days uit 2019 – allemaal perfect en geloofwaardig over. Met het verhaal over een jeugdvriend die nogal wat met vuur had als opmaat naar het fraaie Rapture bijvoorbeeld: ‘You Don’t Know How Fire Works; It Burns Too Slow, You’ll Lose It; You Don’t Know How Fire Works; It Dies Until You Feed It’. Fijn optreden.
Dan is het tijd voor Aaron Boyd, de man die op basis van zijn twee uitstekende albums naar TakeRoot is gehaald. Voor het eerst in Europa, voor het eerst ook een vliegreis gemaakt, vertelt hij. Vanuit Kentucky. “Jullie weten vast waar dat is”, zegt hij, “want ik ben hier al 25 KFC’s tegengekomen”. Alleen gewapend met een akoestische gitaar staat hij in een bomvolle kelder. Zijn songs gaan erin als koek. Ook de twee nieuwe nummers, End Of The Line en Your Man, zijn prima. Misschien komt dat ook door zijn bijzondere stem, donker maar wel met een heel licht vibrato. Tijdens zijn optreden wijst hij ook nog even naar zijn moeder, die achter in de zaal staat. Zij zal na het optreden achter de verkooptafel staan. Ontroerend, en handig, keep it in the family.
Mike Montali, voorman van Hollis Brown, en de singer-songwriters Don DiLego, Anthony d’Amato (qua uiterlijk een zoon van Andrew Gold) en Brian Dunne vormen tezamen Fantastic Cat. En als zodanig staan zij ook geprogrammeerd in de Kleine Zaal van De Oosterpoort. Het samenspelen doet ze goed. Dat is in ieder geval de indruk die ze wekken bij dit optreden. De ervaren rotten brengen met veel spelplezier en enthousiasme, dat overslaat op het publiek, de songs van hun debuut ten gehore. Ondanks de continue (maar snelle) wisseling van instrumenten kent het optreden geen inzakpunten. De Warren Zevon-cover (Keep Me In Your Heart) is een fijne afsluiter.
Bij Leyla McCalla vallen we halverwege binnen en belanden in wat ingetogen, maar zeker swingende gitaarcountryfolk. De Amerikaanse McCalla speelde eerder in stringband Carolina Chocolate Drops en Our Native Daughters. Ze vertelt over Haïti waar haar ouders geboren zijn en waar tot slaaf gemaakten zich in 1804 bevrijdden van de Franse bezetter. McCalla heeft een heldere zuivere stem en haar geëngageerde teksten zijn goed te verstaan. Bevrijding en revolutie, dat is waar het volgens haar om draait en ze hoopt dat het publiek dat heeft opgepikt. En ze laat niet alleen haar gitaar swingen maar ook haar banjo. Er wordt voorzichtig gedanst. In Crown van Kendrick Lamar speelt McCalla cello, de onheilspellende klanken van het instrument vullen de zaal. Bij afsluiter Dodinin gaan nog even alle remmen los. Fijn verfrissend optreden.
De psychedelische countryrockers The Pink Stones is een beetje een los-vast gezelschap. Op promofoto’s staan ze met zes man. Live doen ze het met z’n vieren. Dat past goed op het podium van de foyer. Het begint een beetje onwennig, maar al gauw hangen ze in een lekkere groove, waar pedal steel-speler John Neff lekker omheen speelt. Hunter Pinkston speelt gitaar en doet de leadzang, terwijl Adam Wayton de bas beroert en wat achtergrondzang doet. Grappig genoeg was die rolverdeling in een vorig bandje, Telemarket, precies andersom, maar klaarblijkelijk werkt dit beter, want meer succes. En het klinkt ook gewoon prima zo. Lang geleden trouwens dat er op TakeRoot een George Jones-cover gespeeld werd: Her Name Is.
Al eerder solo en later met band bewees Ian Noe uit Kentucky bij optredens in ons land het songschrijven in zijn vingers te hebben. Met John Prine als een van zijn voorbeelden heeft Noe inmiddels twee uitstekende albums onder zijn arm. Meer dan voldoende om een fijne set van een uur in de Kleine Zaal neer te zetten. En dat doen Noe en zijn begeleiders – waaronder good-old Dave Jacques (John Prine, John Hiatt) op bas – dan ook. Wel met een op het eerste oog wat vreemde onderbreking als Noe zich na drie songs mompelend excuseert en even van het podium verdwijnt. Een gebroken snaar, zo blijkt. Het intermezzo is niet van invloed op Noe’s optreden. En als je de albums van Noe een tijdje niet op de draaitafel hebt gehad, blijkt dat z’n songs live direct weer pakkend en vertrouwd over komen. Met fraaie vertolkingen van Junk Town en Tom Barrett.
Tami, natuurlijk, Tami Neilson. Speciaal voor dit festival overgevlogen uit Nieuw Zeeland. In de Grote Zaal, slechts begeleid door haar jongere broer Jay Neilson op gitaar en een drummer. Ze is een innemende persoonlijkheid, een geboren performer. Hoe kan het ook anders, als je al vanaf je 12de op het podium staat. Een verschijning ook, met speciaal ontworpen jurken, zwaar opgemaakte ogen en een jaren 60-kapsel. Een optreden van Tami Neilson is altijd prima, ook hier op TakeRoot dus. Haar mengeling van country, soul en rock wordt met verve gebracht.
Net als bij Lisa O’Neill is het optreden van William Prince een stap naar het onbekende. En waar de ene ‘gok’ minder uitpakt, daar kan een andere keuze wel tot een soort van vervoering leiden. William Prince uit Winnipeg, Manitoba, weet met zijn forse postuur en donkere stem vanaf de eerste seconde te overtuigen. Samen met gitarist Stephen Arundell geeft de sympathieke Canadees vooral een inkijkje in het werk van z’n laatste album Stand In The Joy. Een album waar het positivisme misschien wat overdreven vanaf spat, maar het is wel degelijk gemeend. Daar geeft Prince met zijn fraaie bariton op de zolder van de Oosterpoort namelijk absoluut blijk van. Ontspannen en met een juiste, zeker niet belerende, toon bewijst deze mid-dertiger dat zijn albums tot nu toe – Prince won voor z’n debuut Earthly Days uit 2015 een Juno Award – een nadere bestudering waard zijn. En dat zijn verbindende praatjes ‘prekerig’ overkomen (zijn vader was naast muzikant ook preacher), het stoort geenszins. Het past perfect bij songs als When You Miss Someone, Easy And Harder en Peace Of Mind. William Prince mag zeker terugkomen, een uitstekende performer.
Robert Finley houdt van wat hij doet, maar zonder jullie – het publiek – betekent het niets zegt hij. De bijna blinde (70% zicht) zanger uit Louisiana bracht na een loopbaan als straatmuzikant en timmerman op zijn 62ste zijn eerste album uit. En in de kleine zaal laat Finley merken hoe blij hij is met zijn professionele muzikale carrière. Zijn stem is krachtig en zijn soulvolle blues wordt met instemming verwelkomd. Aan zijn zijde staat zijn oudste dochter Christy die haar eigen moment in de spotlights krijgt in de medley I would rather go blind / Tennessee Whiskey. Waarna Finley in Souled Out On You zijn ongenoegen uitspuugt over een relatie die veel te lang heeft geduurd. Maar wel met een grote grijns op zijn gezicht, want van optreden blijft hij genieten.
Voor een portie stevige rock waarin rootsy invloeden te bespeuren zijn kun je terecht bij het (voornamelijk Canadese) gezelschap Espanola. Aaron Goldstein en de zijnen betreden het kleine podium in de kelder, gekleed in overalls. Terecht, hier wordt hard gewerkt, een fundament gelegd voor een lekkere show met gloedvolle vertolkingen van de liedjes van de twee albums van de band. Al bij de eerste noten van de eerste song breekt er een snaar van Goldsteins gitaar. Maakt niet uit, the show goes on. Bas, drums en drie gitaren (waarvan er soms een wordt ingeruild voor orgel of piano). Goldstein wordt vocaal ondersteund door Justine ‘The Basmachine’ Fischer. Hier wordt niet alleen gewerkt, er wordt, gezien de uitdrukkingen op de gezichten van de musici, ook plezier gemaakt. Lekker hoor.
Ook de oude garde is vertegenwoordigd. De vier mannen van The Old 97’s behoren tot de grondleggers van de alternatieve country. Ze zijn al 30 jaar bij elkaar. Die hoef je dus niet meer te vertellen hoe je moet optreden. Zanger-gitarist Rhett Miller springt en loopt over het podium als ware hij de countryvariant van Mick Jagger (maar dan 25 jaar jonger). En hij headbangt waarbij de druppels zweet tot vijf rijen diep in het publiek terechtkomen. Daarnaast staat bassist Murry Hammond vriendelijk glimlachend zijn partijen te spelen, terwijl gitarist Ken Bethea onrustig van links naar rechts en vice versa over het podium zwalkt. In hoog tempo worden hoogtepunten uit het repertoire er doorheen gejast, alsook Driver 8, een REM-cover. En toch, de energie die op het podium wordt gecreëerd wordt niet geheel op het publiek overgeheveld. Daarvoor zijn de nummers waarschijnlijk net te eenvormig.
Tegen het einde van de avond staat een rij bij de garderobe, maar een nog veel langere rij bij de binnenzaal voor het optreden van Dylan LeBlanc. Op Coyote, zijn album dat vorige maand uitkwam, staan nog de nodige rustige momenten, maar het optreden vanavond is full swing hard elektrisch. Dat klinkt best goed al neigt het soms naar wat gefreak. Maar het publiek lust er wel pap van en ook LeBlanc geniet met volle teugen. Tussendoor dankt hij kort het publiek, maakt even een foto van hen en gaat hup weer door met knetterhard spetteren.
Op hetzelfde tijdstip is het in de kleine zaal waar Thee Sacred Souls hun opwachting maken dan weer erg rustig. Hun suikerzoete soul wiegt je bijna in slaap. Maar dat is buiten zanger Josh Lane gerekend. In het uptempo Running Away zingt hij over een verloren liefde en rent daarbij door de zaal, springt over de banken heen en huilt uit in de armen van twee verbaasde mannen in het publiek. Waarna hij nog even blijft staan swingen. Een sterk staaltje publieksparticipatie van deze sympathieke band van het Daptone-label.
Tevreden naar huis dus!
Voor meer foto’s van TakeRoot van Peter Hageman zie hier.
Tekst: Peter Hageman, Leo Kattestaart, Hugo Vogel
Foto’s: Peter Hageman.
07/11/2023 Permalink
Vrijdag hadden we Pink Stones al gezien, niet slecht, maar hoefde voor ons geen 2x. Willi Carlisle vond ik wel een leuke vent. Amuzant. Ik had op setlist al gezien dat Jerry helaas zijn nieuwe saaie cd helemaal speelde, terwijl hij toch echt veel beter werk heeft, dus ik ben bewust alleen het laatste half uur gaan luisteren, Hij kan het wel . Josh Ritter z’n laatste cd is best leuk, maar die zogenaamde klassieker die hij nu speelde kon me niet boeien. Fantastic Cat daarentegen zeker wel. De stem van vooral Brian Dunne vond ik geweldig. Wist niet dat hij dat hitje New Tattoo zingt. En Ian Noe vond ik ook erg goed. Robert Finley had beter op hoofdpodium kunnen staan ipv die vreemde instrumentale headliner. Geweldige sfeer. Helaas moest ik toen al vroeg in de rij gaan staan voor de kelder. Espanola moest ik zien. Ik vind het erg tof, beetje te hard wellicht soms voor de oren. Maar heerlijk. Old97 heeft veel goeie nummers waarvan ze er enkele speelden, leuke zanger. Ik blijf het een heerlijk festival vinden. Voor mij mogen er wel 500 mensen minder komen, en 1 podium minder. En sommige Nederlandse acts als The Dawn Brothers of Elephant zouden betaalbare alternatieven zijn die echt wel beter zijn dan zeker 10 acts. Maar ik ben benieuwd naar de line up van volgend jaar .
08/11/2023 Permalink
Dank voor het uitgebreide verslag. Wat ik van een bevriende ambtenaar hoor, ook zijdelings betrokken bij boekingen van artiesten, is dat het voor een programma als Take Root steeds moeilijker en duurder wordt om een aantrekkelijk programma samen te stellen. Daar zou ik wel eens een goed interview met een boeker over willen lezen.
Hoogtepunten zaterdag wat mij betreft waren Fantastic Cat en Ian Noe. En daarmee vielen die hoogtepunten wmb te vroeg op de avond. Vanaf half tien/tien uur was er ruim een uur dat ik naar geen van de toen spelende acts per se heen wilde.
Te vrezen valt dat de tijd van muzikanten van het niveau Gillian Welch, Jason Isbell, Jayhawks, Calexico etc op TR voorbij is. Ik hoop het niet.
08/11/2023 Permalink
Ook van mijn kant, dank voor het leuke en uitgebreide verslag. Jaarlijks leuk om jullie verslag terug te lezen.
Ik blijf het best speciaal vinden dat binnen Take Root een ieder zijn eigen route kan uitstippelen, zodat velen een eigen mooie avond hebben gehad.
Josh Ritter: goed. Extra speciaal dat hij mijn bericht voor mijn ouders heeft opgelezen. Leuk om het hele album “Hello Starling” interraal live te horen. Maakte ook duidelijk dat het een zeer goed album is.
Brother Brothers: prachtige, heerlijke onstpannen samenzang. Heel goed dat zij in de Attic waren geplaatst.
Hermanos Gutierrez: de woestijnachtige gitaarmuziek, helemaal mijn smaak,. Dat komt door het repetitieve in de slag- en sologitaar.
Luke Elliot: verrassend solo. Piano of gitaar. Nummers zijn een beetje zwaar. Zonde dat hij niet zoveel van zijn meeste recente album speelde.
Robert Finley: leuke entertainment. Enthousiast. Echter, kracht van zijn muziek hangt ook af van zijn begeleidingsband. Die was hier prima in orde.
Thee Sacred Souls: mooie soul, doch ik vond dat band ten opzichte van de zanger iets te luid was. Daardoor kwam de zang net niet goed genoeg naar voren.
De toekomst? Wie weet wat dat brengt. Wellicht dat een prijsverhoging helpt. We zijn een beetje verwend met indirect gesubsidieerde toegangskaarten. Misschien dat we mogen beseffen dat de prijs voor een dergelijk dagdeel van 8 uren muziek best wel laag is! Maar dat is mijn mening!