Er is helemaal niets te beleven in Dead End Town, dus Jim Patton & Sherry Brokus pakken hun boeltje bij elkaar en vertrekken. Het avontuur tegemoet. Althans, dat deden ze ooit. Voor Patton begon dat toen hij het huis van zijn moeder stond te schilderen en The Rolling Stones op de radio hoorde. Hij kocht een Big Red Gibson (eigen beheer) die hem de weg wees op het pad van rock-’n-roll. En spijt heeft hij nooit gehad van die keuze, daar heb je namelijk niks aan, zo maakt hij duidelijk op A Road That I Never Go Down. De liedjes worden bevolkt door mensen zoals Patton en Brokus zelf; lieden die hun hart volgen en op zoek gaan naar, ja, naar wat? Vrijheid misschien, maar daarbij beland je zomaar op de Devil’s Highway en dan gaat het al snel bergafwaarts. Het duo in lief en leed voegt iets meer rock-’n-roll toe aan de countryfolk van vorige albums. Dat past ook goed bij die gebroken stem van hem, veroorzaakt door een allergie. Die sloeg enkele jaren geleden toe, maar zijn stem keert weer terug. Dat is mooi, maar die droge voordracht heeft ook wel wat. Voor wie Johnny Dowd of Sean Keel kan waarderen tenminste. Producer Ron Flynt is er net als op vorige albums weer bij met inbreng op diverse instrumenten. Nieuw zijn de bijdragen van gitarist Cordy Lavery, die er some ook een twaalfsnarig exemplaar bij pakt, zodat een nummer als Here’s To My Friend ietwat naar The Byrds buigt.
Reageren
»Nog geen reacties.
RSS feed for comments on this post.
Plaats een reactie