Taos, New Mexico (1998)
Het voelde bijna als verraad. Alsof ik op mijn fiets een bedreiging vormde voor de indianen. Terwijl ik als kind tijdens het cowboytje spelen toch altijd de zijde had gekozen van de oorspronkelijke bewoners van Amerika. En nu dit. Wat was het geval? Ik fietste van het nog geen twee kilometer verder gelegen Taos Pueblo. Maar ik was nog maar net in het indianenreservaat of ik werd teruggestuurd. “Hé, jij daar, afstappen”, klonk het door een megafoon. Verbaasd keek ik achterom. In een slordige auto met enige kenmerken van een politiewagen maakte iemand duidelijk dat ik niet verder mocht fietsen. Het was de reservaatpolitie. De indiaanse agent stapte uit en vroeg of ik de borden niet had gezien. “Welke borden?”, antwoordde ik naar waarheid. “Je mag niet fietsen in het reservaat”, sprak hij streng. “Je moet terug.” Een nadere verklaring zat er niet in. “Het is de wet.”
Het door Unesco tot werelderfgoed uitgeroepen Taos Pueblo met zijn adobe huizen in meerdere woonlagen heb ik niet gezien. Het indianenreservaat is verboden voor fietsers en trouwens ook voor wandelaars, zo ontdekte ik op het tamelijk onopvallende bord dat ik op de terugweg dus toch nog zag staan. Naar Taos Pueblo kun je alleen maar met de auto. Echte Amerikanen dus, die indianen…
Ik zocht mijn heil noodgewongen in Taos. Voor een videotheek aan de Paseo Del Pueblo Sur, de belangrijkste straat, stond een groep jongens met opgeschoren kapsels. Ze leunden tegen pick-up trucks met verhoogd chassis en zo af en toe scheurden ze er mee weg. In een opgepimpte klassieker die langs reed, zaten enkele jonge latino’s. Heel even slechts keken ze opzij. De achterkant van de auto, een low-rider, sleepte over de weg en veroorzaakte een vonkenregen.
Taos, een stadje van nog geen vijfduizend inwoners in het noorden van New Mexico, is bekend om de pueblo van de oorspronkelijke inwoners van Amerika, de Spaanse invloeden en de aantrekkingskracht op kunstenaars. In 1898 strandden de schilders Bert Phillips en Ernest Blumenschein er door een gebroken wagenwiel. Ze bleven er hangen en vonden in de fantastische natuur rondom veel inspiratie. De fotograaf Ansel Adams, schilder Georgia O’Keeffe, schrijver D.H. Lawrence, ze hebben allemaal bijgedragen aan de reputatie van Taos als een kunstenaarskolonie.
De sympathie die ik vooraf had gehad voor Taos was op de proef gesteld door een strenge indiaan en opgeschoten jeugd. Zelfs in dit stadje, dat in de jaren zestig en zeventig een toevluchtsoord was voor hele horden hippies, was je blijkbaar een nobody zonder een auto onder je kont. Terwijl toch echt niet iedereen er rondreed in een exemplaar als de prachtige two-tone Pontiac uit de jaren vijftig die ik er fotografeerde.
De Chevrolet Chevelle op de advertentie uit 1972 is ook fraai. En jawel, die staat geparkeerd voor de bijzondere bouwwerken in Taos Pueblo. Een strofe uit de tekst van deze advertentie: ‘America. There’s so much to see. And Chevrolet is building a better way to see the U.S.A.’. De meeste advertenties verkopen onzin, maar in dit geval klopte de boodschap.
Reageren
»Nog geen reacties.
RSS feed for comments on this post.
Plaats een reactie