De organisatie van TakeRoot kreeg vlak voordat de 17de editie van start zou gaan, te maken met een flinke tegenvaller. Een van de topacts, Wanda Jackson, moest vanwege ziekte afzeggen. In allerijl werd Carrie Elkin aan de line-up toegevoegd. Haar zagen we niet optreden. Wel het eveneens om 16 uur optredende Hellshovel. Foute keuze, want wat deze Canadese band op dit rootsgeorienteerde festival deed was een raadsel. In de stevige en licht-psychedelische sixtiesrrock was niets te ontdekken wat ook maar in de verste verte deed denken aan rootsmuziek. En met het thema van TakeRoot: “Past, present and upcoming American music” had het verder niet eens onaardige optreden van het viertal volgens ons ook niets te maken.
Israel Nash trad aan in een triobezetting. Zonder bas en elektrische gitaren werd het magistrale Rain Plans ten gehore gebracht. Nash (akoestische gitaar), Eric Swanson (pedal steel) en Josh Fleischmann (drums) slaagden er zonder die wezenlijke bestanddelen toch in om een volle sound te produceren. Vooral de steelgitaar zorgde ervoor dat de composities als een moesson neerdaalden op het publiek. Fleischmann laat zijn instrument niet janken, bij hem ontstaan psychedelische soundscapes van een geheel andere orde. Jammer dat er niet een gitarist bij was om elkaar tot nog grotere hoogten op te stuwen. Meevaller: ook met enorme baardgroei blijft Nash een zanger met een geweldige strot.
De eveneens bebaarde Ethan Johns werd door Hubert van Hoof aangekondigd als de enige Engelse artiest op deze editie van Take Root (fout: later trad het eveneens Engelse Smoke Fairies nog op) die eindelijk een soloplaat had gemaakt waarvan iedereen zich afvroeg waarom hij dat nog niet eerder gedaan had (fout: Ethan Johns heeft inmiddels twee platen uitgebracht). Jammer hoor, maar gelukkig hadden deze slordigheidsfoutjes geen invloed op het gedegen optreden van de man die eerst vooral naam maakte als producer van albums van o.a. Ryan Adams, Kings Of Leon en Ray Lamontagne. Zichzelf begeleidend op akoestische gitaar bracht hij nummers van If Not Now Then When (2012) en The Reckoning (2014). Voor een paar nummers switchte hij naar elektrische gitaar en in een geval gebruikte hij daarbij zelfs een ritmebox. Dat kwam de afwisseling wel ten goede, maar deed vooral verlangen naar een optreden van de man met band. Al met al aangename kennismaking.
In de foyer trad inmiddels Natural Child op, een powertrio uit Nashville. De op een jonge Lemmy van Motörhead gelijkende bassist en een stoïcijnse drummer blinken uit in het snel neerleggen van een onweerstaanbare groove, waarna zang en gitaar de nummers mogen opleuken. En dat lukt! Nummers over verveling, alcohol en drugs en een vreemd verhaal over seks met met een gehandicapte vriendin in een schommel eisen de aandacht van het publiek op dat veelal instemmend en ritmisch het hoofd knikt. Mooi was ook het ingehuurde forse vierde bandlid die te cool was om met meer dan één hand zijn toetsenbord te bespelen.
John Fullbright bleek enorm gegroeid als performer. Tijdens een eerder bezoek aan Nederland leek hij nogal in zichzelf gekeerd, nu zocht hij volop contact met het publiek. Zijn schitterende liedjes werden met humor ingeleid. Zo vertelde hij over de eerste keer dat hij Satan And St. Paul in de desbetreffende stad speelde. Toen hij het nummer schreef, was hij er nog nooit geweest. De eerste keer dat hij er zou optreden, was hij buitengewoon benieuwd naar de respons die hij zou krijgen. Er kwam tijdens het nummer echter geen enkel geluid uit de zaal. Verbaasd vroeg Fullbright zich af hoe dat toch kon. Later op de avond ontdekte hij dat hij helemaal niet in St. Paul was, maar in het daaraan vastgegroeide Minneapolis. In Groningen legde Fullbright nog maar eens het verschil uit tussen droevig en hopeloos. Hij speelde Happy en deed iets van Townes en ook zijn eigen prijsnummer Gawd Above. Tijdens de cover Ain’t Nobody’s Business If I Do leek hij achter zijn piano de werelden van Ray Charles en Randy Newman bijeen te brengen.
Legende Joan Baez klinkt nog altijd strijdbaar. Zo verhaalde ze over haar protest in Midden Amerika waar ze destijds niet mocht optreden maar toch zong. Ze stond tussen het publiek, de artiest op het podium nam een afgesproken pauze, en vanuit de zaal zong Baez de mensen toe. Tegenwoordig komt haar stem niet meer zo hoog als toen ze jong was, maar brengt je nog wel in vervoering. It’s All Over Now, Baby Blue werd enthousiast meegezongen en verzoeknummer Diamonds And Rust kreeg een vlekkeloze uitvoering. Een toegift zat er door het strakke tijdschema voor het enthousiaste publiek helaas niet meer.
Tuurlijk, je kon je afvragen wat Jack Oblivian & the Sheiks het publiek op een rootsfestival te bieden hebben. Ze vinden zichzelf “the most non-folk band of the festival”. “Please don’t cut our cables”, vraagt Oblivian dan ook nog. Maar ze komen wel uit Memphis, de muziekstad van de VS waar rock, soul en blues hoogtij vieren. En dat zijn ook de ingedienten waar Oblivian en zijn mannen hun smerige garagecocktail mee brouwen. Hard en snel en retestrak. Mooie drumsolo van 4.58 minuut, en heerlijke covers van Billy Swan’s I Can Help en The Letter van de Box Tops.
Gregory Page
neam het verleden mee naar Take Root. Zijn 85 jaar oude gitaar laat hij lekker jazzy klinken. En omdat hij de mannen die op zijn laatste album te oud zijn om op tournee te gaan, de gemiddelde leeftijd ligt tegen de negentig, heeft hij een stokoude grammofoon met grote hoorn speaker meegenomen om hen zo mee te laten spelen. Page vertelt dat hij flink aangemoedigd moest worden om zelf zijn nummers op het podium te gaan vertolken. Maar nu gaat het hem prima af. En zijn verhaal over het bezoek aan de nagelstudio om zijn gebroken nagel te laten herstellen is vermakelijk.
Daniel Romano was een van de headliners van TakeRoot. Best bijzonder, want een jaar geleden kende vrijwel niemand hem. Bovendien, de authentieke country van de Canadees was tot voor kort totaal niet hip. Nu blijkbaar wel. Prima. En terecht, want Come Cry With Me is een echte vijfsterrenplaat. Live viel de jonge Romano – zonder cowboyhoed en westernpak met borduursels – toch een beetje tegen. Dat lag niet alleen aan zijn in instrumentaal opzicht nogal kleurloze begeleiders, Romano zelf bleek ook niet een echte podiumpersoonlijkheid. Erger was het dat hij als zanger ook niet volledig wist te overtuigen. In het hoog bleek zijn stem wat dunnetje. Als hij lekker bromde zoals tijdens Chicken Bill viel er meer te genieten. Een avond eerder hoorden we in Vera nog een paar maten Black Sabbath, dat kwam er in De Oosterpoort niet van.
En dan Slobberbone. Over de reden waarom het zo lang geduurd heeft voordat ze weer in Nederland kwamen optreden bleef de inmiddels bebaarde voorman Brent Best een beetje vaag. “Because we’re lazy”, maar het zal toch ook wel een andere redenen aan de lange periode van inactiviteit ten grondslag hebben gelegen. De heftige, punkachtige benadering van alternative country ging er bij het publiek in de foyer in elk geval in als gesneden koek. Er ontstond voor het podium zelfs bijna iets van een moshpit. Op Take Root! Barrel Chested, Lumberlung en Gimme Back My Dog kwamen natuurlijk voorbij maar ook een nieuw nummer, Top-5. Gitarist Jess Bar was achtergebleven in Denton, Texas. Zijn plaats werd op enthousiaste wijze ingenomen door Micah Schnabel (van Two Cow Garage) Hard en energiek en als vanouds, dat was het. En passant vertelde Best dat er een nieuwe plaat aan zit te komen. En gelet op het t-shirt van het onvolprezen Last Chance Records dat hij droeg (“Music Matters”) weten wij waarschijnlijk wel bij welk label.
Terwijl Slobberbone in de foyer stevig tekeer gaat, staan vader en zoon Kevin en Dustin Welch met hun akoestische gitaren in de binnenzaal. Hun songs zijn verhalen over mensen. Zoals het nummer over hun overleden indiaanse vriend. Een paar jaar na zijn dood vonden ze een gedicht wat hij geschreven had over hoe deze zijn levenseinde zag. Het bleek helemaal te kloppen. Aan het eind van de set voegde tourmanager Ron zich bij Kevin & Dustin Welch op het podium. Met zijn mondharmonica, de akoestische gitaar en de dobro waande je je op de uitgestrekte praires van Amerika.
Bij Robert Ellis viel elke lettergreep op zijn plaats. Knap hoe hij met die nasale voordracht toch helder weet te zingen. En zijn beeldende teksten zijn van grote klasse. Met The Lights From The Chemical Plant leverde hij het misschien wel mooiste album tot nu toe van het jaar af. Op die plaat trekt de Texaan via prachtige arrangementen van de ook al schitterende countryfolk en countryrock van voorganger Photographs naar het terrein van een popartiest als Paul Simon. In Groningen stond hij er alleen voor. Hij begon met Only Lies en zijn hele lijf deed mee. Zijn topliedjes moesten het nu doen met louter een akoestische gitaar of piano. Vooral op zes snaren maakte hij grote indruk. Good Intentions, Tv Song, het was allemaal even prachtig, net als een nieuw liedje dat waarschijnlijk Elephant gaat heten. Met The Grand Tour coverde hij George Jones, de vorig jaar overleden countryzanger die net als Ellis opgroeide aan de Golfkust van Texas. Ellis is van absolute topklasse. TakeRoot had niet een betere afsluiter kunnen boeken.
Tekst: John Gjaltema, Peter Hageman en Hugo Vogel
Foto’s: Peter Hageman
16/09/2014 Permalink
Heren, compliment voor het zeer goede verslag. Ik heb het met veel plezier gelezen en vind dat het een goede weergave is van het Festival. Take Root 2014 waardeer ik met 4 uit 5 sterren.
Ikzelf heb genoten, na een lichte stroeve start. Ik vond het jammer dat de organisatie gekozen heeft voor een zaal programmering grote zaal/kleine zaal ene uur, foyer/binnenzaal andere uur. De binnenzaal was naar mijn mening te klein, waardoor velen die optredens daar gemist hebben. Daarnaast vond ik zelf de band ‘Smoke Fairies’ niet op het festival thuis horen. Ik heb een brede smaak en vind het top dat de organisatie grenzen opzoekt. Echter, deze band vond ik niet passen.
Voor de rest: met volle teugen genoten van de toppers in de Kleine Zaal: John Fullbright – Gregory Page – Robert Ellis. Allemaal klasbakken, waarbij persoonlijk Fullbright de meeste indruk op mij maakte. Het zegt genoeg dat bitterweinig mensen de zaal verlaten, terwijl gelijktijdig Joan Baez speelde. Met Gregory Page heeft Take Root waarschijnlijk de meest sympathiekste artiest uit haar historie geboekt.
Israel Nash was goed, maar niet top. ‘Rain plains’ is gewoon een pittig album om live goed ten gehore te brengen. Romano: alhoewel ik niet grote fan ben van zijn stijl, kan ik gewoon horen dat hij in zijn genre een grote klasbak is.
Take Root 2014 was geweldig. Nu nog maar minder dan een jaar wachten op de volgende editie!
16/09/2014 Permalink
Mooi verslag inderdaad. Ik heb ook met volle teugen genoten. Fullbright was de absolute ster van het festival, wat een passie en wat een talent. Hij opende magistraal met een knallend All the time in the world, publiek direct op de banken. Vorig jaar zag ik hem nog in Tivoli,als je ziet hoe hij aan zelfvertrouwen en overtuiging gewonnen heeft, prachtig. Hij is voor mij nu al een van de allergrootsten en hij is nog maar midden 20. Mooi om de uitgelaten reacties te zien van mensen die nog nooit van hem gehoord hadden. Ik vond Robert Ellis ook geweldig, alleen zag ik hem pas toen Slobberbone al voorbij was. Waar Fullbright op piano excelleerde deed Ellis dat op gitaar. Ik hoop gauw een keer een hele show van hem te zien. Ik baal dat ik Page niet heb gezien, maar we kwamen terecht bij Jack Oblivian en hij had een stel enorm getalenteerde Sheiks bij zich met een onvoorstelbaar goede ritmesectie. Dat was zo genieten dat we er niet meer weggingen. Romano vond ik 3 kwartier geweldig, waarna de aandacht iets verslapte. Ik vond de aankleding werkelijk geweldig met die dames en die baardenmans op zijn pedal steel. Heerlijk sfeertje. Romano moet als zanger en performer nog wel groeien vind ik, maar ik vond het nu ook al uitstekend. Ja de enige artiest die me tegenviel was Israel Nash, die een ongeinspireerde indruk maakte. Het eerste kwartier ging nog wel, maar ik had sterk het idee dat Israel telkens op de repeat knop drukte. Bij elk nummer dacht ik:”dat speelde hij net ook al toch?”. Een uur lang dat zelfde vervelende tempo Maar goed ik vond Rain Plans ook een pak minder dan Barn Doors & Concrete Floors, waar ik geen nummer van heb teruggehoord volgens mij. Dat zal er iets mee te maken hebben. Ook ik ben de Binnenzaal niet in geweest. Ik heb die zaal nog nooit gezien, maar als ik voor Carrie Elkin al in de rij moet staan dan kun je je afvragen of die zaal wel geschikt is voor dit festival. Jammer want die Elkin had ik wel willen zien. Dus dan maar Hellshovel. Die hebben best een leuk album uitgebracht, maar live was het zeer pover.
Hulde nog voor de organisatie. De Oosterpoort leent zich uitstekend voor dit festival en ik hoop er nog vaak te komen.
16/09/2014 Permalink
inzake de zalen nog een aanvulling van mijn kant, vooral voor de lezers die Take Root en de Oosterpoort voor het eerst bezochten: In de afgelopen jaren bouwde de organisatie of de mensen van de Oosterpoort een extra podium. Dit podium stond voor de garderobe. Dit zorgde er voor dat de programmering was Grote Zaal/Podium Garderobe afgewisseld met Kleine Zaal/Foyer. Dat zorgde er voor dat er voor het publiek een groter bereik mogelijk was in het te bezoeken optredens.
16/09/2014 Permalink
Ik ben het grotendeels met zowel de recensies en de reacties hierboven eens. Ik begrijp alleen niet dat iemand kan vinden dat smoker faries niet op het festival thuishoren. Zij zijn gedrenkt in de Amerikaanse folklore, wel mengen zij dit inderdaad met meer recente stromingen. Voor mij waren zij ook het hoogtepunt van de avond. En al mijn vrienden dachten er net zo over.
17/09/2014 Permalink
Meer nog dan in Amerikaanse folklore is Smoke Fairies gedrenkt in Britse folk. Je zou de band kunnen zien als een hedendaagse variant op Fairport Convention kunnen zien.
Daarbij zijn ze in zee gegaan met Jack White, die ook o.a. Wanda Jackson produceerde.
Waarschijnlijk horen ze meer thuis op Take Root dan Slobberbone of Joan Baez, omdat die allebei geen nieuwe albums hebben uitgebracht.
Maar als het festival volgend jaar ook weer zo’n mix van oud en nieuw presenteert, dan ben ik tevreden.
De binnenzaal was geen groot succes, maar als je op tijd kwam, was er nog wel een plekje tegen de muur of op de grond.
17/09/2014 Permalink
Mooi festival was het, bedankt voor jullie verslag. Beetje flauw om over de aankondiging van Hubert te vallen bij Ethan Johns, het ging er natuurlijk om dat Ethan lang getreuzeld heeft om zelf met een (eerste) album te komen en dat verhaal kan nog steeds verteld worden volgens mij. Binnenzaal was inderdaad een logistiek probleem. Geluid in de zalen is altijd wel beter dan in foyers of bij garderobes, misschien dat de organisatie er zo naar heeft gekeken. Misschien idee voor een soort “theatertribune” in de binnenzaal of (deels) staanplaatsen?
18/09/2014 Permalink
Het was inderdaad een mooi festival. Robert Ellis was top en inderdaad een zeer waardige afsluiter. . Maar heb ook genoten van Carrie Elkin en Dave Mcgraw met de geweldige Mandy Fer. (2x binnenzaal, gewoon een kwartiertje van te voren heen gaan, heb je nog een zitplaats ook ) Ik vond de Smoke Fairies ook geweldig. (licht bevooroordeeld want al jaren een groot liefhebber van deze band) Katherine Blamire’s bijtende gitaarsolo in de lang uitgesponnen versie van Hotel Room was denk ik voor mij het hoogtepunt van het festival.
Helaas John Fullbright gemist want blijven hangen bij Joan Baez die een voor mij verrassend plezierig optreden gaf. Ik hoop dat men het volgend jaar voor elkaar krijgt om weer zo’n mooie line up neer te zetten.