Gene Clark – Townes Van Zandt
In 1977 was ik 15. Countryrock was alles voor me. Ik had het idee dat ik veel te laat geboren was, want alle goede platen in dat genre waren eind jaren zestig en begin jaren zeventig gemaakt. En dat was al zóóó lang geleden. Hotel California was best een aardige plaat, maar het titelloze debuut Eagles toch echt zoveel beter. Vier jongemannen die speelden alsof de naalden van de cactussen door hun Levi’s prikten. Mijn leven was een ontdekkingstocht naar al die mooie platen die ik gehoord moest hebben. Gram Parsons, Flying Burrito Brothers, Poco, Byrds en nog zoveel meer. The Fantastic Expedition of Dillard & Clark was zo’n plaat waar niemand in mijn klas ooit van gehoord had. In die tijd schreven we namen van artiesten op de Marko-schoolbankjes. Status Quo had nog altijd aanhangers. Zo af en toe was er iemand die het op de christelijke scholengemeenschap aandurfde Sex Pistols op te schrijven. Zelf voegde ik daar een naam als Commander Cody & his Lost Planet Airmen aan toe. Zoals gezegd, countryrock was alles voor me.
In 1977 was je voor informatie over al die muziek aangewezen op de betere popbladen. En in dat jaar verscheen Muziekkrant Oor’s Eerste Nederlandse Pop Encyclopedie, een naslagwerk met wel duizend acts. Een geweldig hulpmiddel in mijn zoektocht naar de allerbeste platen. Ik was daar heel serieus in. Een miskoop misstond in mijn gestaag groeiende collectie. Dus kon het gebeuren dat ik een plaat als Two Sides To Every Story (RSO/V2) van Gene Clark nooit aanschafte. In de popencyclopedie stond ‘Two Sides To Every Story is net als veel van zijn muziek onderwerp van discussie tussen voor- en tegenstanders van Clark’s nu wel loodzware pathetiek, die verpakt wordt in eigenzinnige countrysongs’. In The Rolling Stone Record Guide, verschenen in 1979, kreeg de plaat slechts een ster. In het korte stukje over de discografie van Clark stond dat hij zijn beste werk toch echt bij The Byrds had gemaakt. De omschrijving voor zijn latere solowerk: zouteloze countryrock. Geen aanbeveling om de elpee uit de bakken van de platenzaak te trekken. Het album was trouwens ook moeilijk te vinden. Het was uitgekomen bij RSO dat geen idee had hoe ze het werk van Clark moesten promoten. Toen korte tijd later de soundtrack van Saturday Night Fever op het label verscheen, was er al helemaal geen aandacht meer voor het werkstuk van de voormalige Byrd, dat na korte tijd zelfs van de markt werd gehaald.
De huidige populariteit van americana zorgt ervoor dat we alsnog de twee kanten van dit album kunnen belichten dankzij een luxueuze release van deze plaat uit 1977. Het blijkt vele malen beter dan op basis van bovenstaande boekwerken te verwachten viel. Opener Home Run King doet zelfs niet onder voor de prachtige muziek van Dillard & Clark. Lonely Saturday is ook niet mis. Hoor hoe die stem van Clark van vrijdagnacht naar zaterdagochtend glijdt. Dan volgt de traditional In The Pines, waarmee de artiest bewijst dat hij nog volop interesse heeft voor zijn roots. Van softe countryrock is hier absoluut geen sprake. De rockende versie van Kansas City Southern kan weliswaar niet tippen aan het origineel zoals te horen was op The Fantastic Expedition of…, maar verder is er niets mis met deze remake. Op het door James Talley geschreven Give My Love To Marie wordt de steelgitaar weggedrukt door strijkers en lijkt Clark wat te zoeken naar de juiste vorm. Sister Moon is zwaarder aangezet en sluit daardoor aan bij zijn prima plaat No Other, door sommigen omschreven als zijn meesterwerk. Zelf zou ik die kwalificatie toekennen aan zijn solodebuut White Light. Dan volgt een versie van Marylou, bekend van rocker Ronnie Hawkins. Beetje onnodig. Hear The Wind is daarna mooi ouderwets. De aanzwellende violen op het eind van Past Adresses passen heel aardig bij de voorbeeldige countryrock. Op Silent Crusade wilde Clark wegzeilen van alles. Weg van alle twijfel en innerlijke onrust, een hoedanigheid die hij te lijf ging met verslavingen. Two Sides To Every Story is ten onrechte weggezet als een inferieur werkstuk. Ik ben blij dat deze plaat alsnog is toegevoegd aan mijn collectie.
Van Townes Van Zandt zijn inmiddels meer compilaties verschenen dan reguliere albums. Texas Rain (Charly/Bertus) kwam uit in 2001, vier jaar na de dood van de singer-songwriter die sindsdien de status van legende heeft gekregen. Op Texas Rain staan duetten verzameld die hij in de jaren negentig opnam. Echte duetten zijn het eigenlijk niet. Met bijna alle gasten is het een kwestie van omstebeurten zingen. Op No Lonesome Tune probeert Willie Nelson wel mee te zingen, maar echt lukken wil dat niet. Ten opzichte van het oorspronkelijke album is er een bonus met nogmaals Willie Nelson op No Place To Fall. Andere gasten zijn Emmylou Harris (die trouwens ook op twee nummers te horen is op Two Sides To Every Story van Clark), Freddy Fender, Calvin Russell, Jerry Jeff Walker, Kimmie Rhodes, Doug Sahm, Kathy Mattea, The Chromatics en Texas Tornados. Producer Kevin Eggers was destijds van plan om materiaal voor een box met wel 60 duetten vast te leggen. Zoveel materiaal was er echter nog niet toen Van Zandt stierf. In het boekwerkje bij de cd wordt nog wel gewag gemaakt van opnamen met onder anderen John Prine en Bono die door zakelijke onenigheid nooit zijn uitgebracht. Laten we hopen dat dat in het geval van Bono vooral zo blijft.
16/02/2016 Permalink
Hallo John, een mooi en zeer herkenbaar stuk. Om dezelfde reden is dit de enige cd van Gene Clark die ook in mijn verzameling ontbreekt. Nu toch maar snel gaan aanschaffen. Ook aan te bevelen een radio show uit 1975 “The Complete Ebbet’s Field Broadcast”.