Daar zit hij, op een stoel midden op het podium van een flink gevuld Ekko. De man en zijn 12-snarige gitaar: Charlie Parr. Hij heeft hier warm. Gisteren was hij nog in Minnesota, vertelt hij: “daar is het pas koud”. Zonder verdere aankondiging begint hij zijn set. Akoestische blues en folk. Heerlijk fingerpicking-style of slide. Een enkele keer valt wel eens een nootje weg. Maar dat is niet zo erg. Het past wel een beetje bij Charlie Parr. De vijftiger oogt wat als een oude hippe, lange ongekamde haren, houthakkersbloes, versleten wijde broek. Dit is Charlie Parr, mooier doet hij zich niet voor.
Natuurlijk speelt hij nummers van die laatste plaat: o.a. I Ain’t Dead Yet, Peacefull Valley, Boiled Down Silas en het titelnummer. Maar ook oudere nummers als Cheap Wine en Jubilee. Ook een lied over de machinist Casey Jones die de levens van vele inzittenden van zijn trein redde maar daarbij zelf om het leven kwam (de traditional, niet de versie van The Grateful Dead) en Bob Dylans Blues (van Bob Dylan). Het was prima, maar niet hemelbestormend goed. Het kwam een beetje mat over, weinig bindteksten. Vakwerk, waarbij de nadruk wellicht iets meer op ‘werk’ kwam te liggen. Misschien had hij last van een jetlag, wie zal het zeggen. Hij zei er zelf in elk geval niks over. Na een klein uurtje hield hij er mee op, maar het enthousiaste en, opvallend genoeg, vrij jonge publiek vroeg om een toegift, waarna Hobo (ook van Dog) nog volgde. Daarna was het echt op. En eigenlijk was het ook wel goed zo.
Foto’s: Peter Hageman
Reageren
»Nog geen reacties.
RSS feed for comments on this post.
Plaats een reactie