Vijf jaar geleden hadden we al aandacht voor het in eigen beheer uitgegeven The Goldmine van Kelsey Waldon. Met White Noise/White Lines (Oh Boy Records/Thirty Tigers/Bertus) zet de Amerikaanse een ferme stap naar meer bekendheid, want ze tekende voor dit album een contract bij het platenlabel van John Prine. Best bijzonder, want ze is de eerste artiest in 15 jaar die dat doet. Kelsey Waldon komt uit Kentucky en is zo country als een krakende keukendeur in een houten huisje op een heuvel. Ze woont tegenwoordig in Nashville, maar ze heeft Kentucky in haar DNA, zo laat ze weten op het fraaie Kentucky, 1988. Ze is trots op haar afkomst, maar ze stelt de zaken niet mooier voor dan ze zijn: ‘Before I was alive, unborn and unnamed / Of two imperfect people, into this world I came / Between walls of knotty pine, a brown trailer on wheels / On a concrete foundation in the middle of a dove-huntin’ field’. De stem van Waldon heeft de scherpte van een bluegrasszangeres die op dennennaalden is gaan zitten. Inspiratie voor het titelnummer deed ze op in het natuurgebied Monkeys Eyebrow in Kentucky. Ze ging er heen om tot zichzelf te komen. Er waren op dat moment ook indianen van de Chickasaw-stam, die er een plechtigheid hielden op een grafheuvel van hun voorouders. Het nummer met onderkoeld gitaarspel dat samengaat met de streken van een steelgitaar eindigt met indianengezang. De countryrock op White Noise/White Lines ligt in het verlengde van de ook uit Kentucky afkomstige Tyler Childers, voor wie ze vaak opende. De B-Bender van gitarist Mike Khalil zigzagt door de Appalachen, een wapen in de strijd tegen armoe en eenzaamheid waarover het vaak gaat in de liedjes.
Reageren
»Nog geen reacties.
RSS feed for comments on this post.
Plaats een reactie