In deze zomer van de Groten was het in Paradiso deze week de beurt aan respectievelijk John Hiatt en Steve Earle. Hiatt vierde donderdag het dertigjarig jubileum van zijn album Slow Turning. Earle deed twee jaar terug een tour ter gelegenheid van het dertigjarig jubileum van zijn debuutalbum Guitar Town. Maar vorig jaar verscheen alweer een nieuw album van hem, So You Wannabe an Outlaw en dat staat vanavond centraal. Het album, opgenomen in zijn thuisstaat Texas, is een ode aan outlaws als Willie Nelson en Waylon Jennings die in de jaren zeventig de ingedutte countryscene opschudden door het een stevige rockinjectie te geven. Een ode aan de artiesten en hun muziek, maar niet aan het outlawleven zelf. Want dat is zwaar, er is geen weg terug naar huis en als je doodgaat zal dat niemand interesseren, aldus Earle in het titelnummer van het album.
Earle heeft zelf zijn portie outlawleven wel gehad toen hij begin jaren negentig zwaar aan de drugs was en hij op zijn antwoordapparaat meldde dat hij er niet was omdat hij waarschijnlijk drugs aan het scoren was en achter dertienjarige meisjes aanzat. Dat is gelukkig lang geleden. Hoewel hij nog steeds geen familieman is, een paar jaar terug scheidden de wegen van hem en zijn vrouw Allison Moorer, het was zijn zevende huwelijk. Maar een muziekman is en blijft Earle en zeker een podiumdier. Vanavond op het podium van Paradiso kondigt hij persoonlijk het voorprogramma, The Mastersons, aan. En wee degene die vanavond de merchandisetafel voorbij loopt zonder muziek van hen aan te schaffen, waarschuwt Earle. Het echtpaar Masterson, Eleanor Whitmore en Chris Masterson spelen een puik halfuurtje rootsrock met als verrassende afsluiter een stevige versie van Sorry You’re Sick van Ted Hawkins.
Steve Earle zelf gaat in zijn set meteen vol op het orgel, of eigenlijk op zijn Fender Telecaster. En hij is strijdbaar als altijd. The Firebreak Line draagt Earle op aan de brandweer. Het nummer van het nieuwe album gaat over Ed Pulaski, hoofd van een elitekorps brandweermannen. In 1910 bij een grote brand dreigde het korps te worden ingesloten door het vuur en om hen te redden leidde Pulaski ze een verlaten mijn in. Ze overleefden het allemaal. En dat grote risico alleen maar omdat een of andere rijke idioot zijn huis had gebouwd waar dat waarschijnlijk toch niet mocht, aldus Earle. Als eerbetoon aan deze mannen hangt over de pedalsteel gitaar een fire department vlag.
Naast de outlaw-country zijn vanavond ook de Ierse invloeden die altijd al sterk aanwezig zijn geweest in het repertoire van Earle volop present. Het met de Pogues geschreven Johnny Come Lately met een prominente rol voor de viool van Eleanor Whitmore en Copperhead Road, waarbij de doedelzak uit het orgel van Ricky Ray Jackson komt. Die laatste speelt trouwens ook geweldig pedal steel. Bij Galway Girl kijkt Earle met een grote grijns op zijn gezicht de zaal rond, hij is tevreden over het publiek in zijn favoriete zaal Paradiso. En het publiek is heel tevreden over hem.
Maar Earle is er de man niet naar om op zijn lauweren te rusten. De prachtige afsluiter Christmas In Washington is een muzikaal rustpunt, maar de strijd voor een betere wereld gaat door. Woody Guthrie zei het al, ‘muziek kan de wereld veranderen’, en dat kan volgens Earle alleen als iedereen ‘fucking loud’ meezingt. De outlaw-troubadour strijdt onvermoeibaar door.
Reageren
»Nog geen reacties.
RSS feed for comments on this post.
Plaats een reactie