In 1971 is de jonge muzikant John Hiatt op weg van zijn geboorteplaats Indianapolis naar Californië, maar verder dan Nashville komt hij niet. Daar komt Hiatt er al snel achter dat er ook in Nashville voor hem geld te verdienen valt, want via een landlopende folkzanger komt hij in contact met een muziekuitgeverij aan Music Row. Voor $ 25 in de week levert Hiatt liedjes af die hij met noeste arbeid in elkaar timmert op zijn kale appartement. Hoewel Hiatt niets op heeft met country & western en de daaraan verbonden commercie, heeft hij toch respect voor de Zuidelijk traditie waaruit die muziek ontsproten is. Vanuit deze gedrevenheid en het besef dat het een leerproces is, houdt Hiatt vol. Bovendien raakt hij bevriend met alternatieve singer-songwriters als Rodney Crowell, Guy Clark en Townes Van Zandt. Door toeval en met een heel klein budget wordt Hiatt door een New Yorkse platenbaas in staat gesteld een single op te nemen. De single wordt een lp, en de lp wordt een tweede lp. Hangin’ Round The Observatory en Overcoats zijn mediocre platen die niet passen bij de rocker die Hiatt in feite is. Een rocker in Nashville is gedoemd te mislukken. En dat is wat gebeurt; Hiatt verliest zijn platencontract en wordt ontslagen als broodschrijver. Berooid, maar wel een ervaring rijker, keert John Hiatt terug naar Indianapolis van waaruit hij met zijn akoestische gitaar het koffiehuizencircuit in de Midwest en zelfs in Canada afstroopt.
Na drie jaar ploeteren op piepkleine podia is het Leo Kottke die Hiatt aan een manager helpt en hem meeneemt naar de Westkust. Met een platencontract op zak ontpopt John Hiatt zich in L.A. van idiosyncratisch singer-songwriter tot een homo universalis; Hiatt is van alle markten thuis, en heeft zich gespecialiseerd in nagenoeg alle gangbare populaire genres. Van rhythm and blues tot pubrock, van rock-‘n-roll tot new wave. Dat laatste is nogal bijzonder voor een in Nashville geschoolde singer-songwriter, maar het past hem uitstekend want ook de bijbehorende agressie en het cynisme maakt de kameleontische Hiatt zich eigen. In een tijd – 1979 – dat de Verenigde Staten muzikaal nauwelijks meetelt is John Hiatt een ware cross-over en slaat een brug naar het Engeland van de new wave.
Als John Hiatts derde plaat – Slug Line – verschijnt, zijn de overeenkomsten met de Britse angry young men Graham Parker, Joe Jackson en Elvis Costello evident. De venijnige John Hiatt heeft met Slug Line zijn versie van de Amerikaanse new wave gedefiniëerd en in die zin is Slug Line een regelrechtige sleutelplaat.
De snerende zang en de agressieve voordracht zetten de toon van John Hiatt-nieuwe stijl; geen bezinning en reflectie zoals een Amerikaanse singer-songwriter betaamt, nee, keiharde confrontatie en regelrecht opportunisme – voorzien van harde slaggitaren – dat is wat je krijgt op Slug Line. Geen dubbele bodems en geen verhullende tactieken, Hiatt kiest de frontale aanval en trekt vanuit de startblokken gelijk van leer met het ongemeen felle ‘You Used To Kiss The Girls’. ‘The Negroes Were Dancing’ heeft een fundament van een rudimentaire Bo Diddley-beat, terwijl ‘Madonna Road’ op een heerlijk reggae-ritme wiegt met een kameleontische Hiatt die zijn stem moeiteloos aanpast aan de reggaewetten. In de soulvolle slijpers ‘Take Of Your Uniform’ en ‘Washable Ink’ weet Hiatt vervolgens zijn negroïde stemgeluid ten volle uit te buiten en in de rock-‘n-roller ‘(No More) Dancin’ In The Street’ knipoogt Hiatt vet naar Martha & The Vendellas’ ‘Dancin’ In The Street’. Gaandeweg ontwikkelt Slug Line zich tot een amalgaam van klassieke popstijlen, waarbij de meer moderne pure popliedjes en de new wave songs zelfs de klassiek getinte nummers in klasse weten te overstijgen. Het titelnummer ‘Slug Line’ heeft de meeste single-aspiraties en is een voorbeeld van de vakkundigheid van de ex-broodschrijver Hiatt. Een klassiek popnummer in het drieminuten-genre. ‘Radio Girl’ doet hier nauwelijks voor onder, want ook dat is een extreem radiovriendelijke popsong. Top-of-the-bill is echter ‘Long Night’, een donkere en slepende rocker met een staccato gitaar en een stotend ritme, waarin Hiatt zich beklaagt over de duisterste nacht der nachten: Long Night / Everybody’s got the fever / And relief is not in sight. ‘Long Night’ is daarmee exemplarisch voor wat de grote kracht van Slug Line behelst: hakkende slaggitaren, aangedreven door fanatisme en bezieling, simpele en doeltreffende bas en drums en gloedvolle piano- en orgel-accenten. John Hiatt heeft zichzelf volledig opnieuw uitgevonden met Slug Line als uiterst boeiend resultaat, en plaatst zichzelf naast de grote innovators van de new wave. Noem het rhythm and blues, noem het pubrock, noem het new wave; voor alle genres geldt dat Slug Line tot de toppers in het genre naar keuze behoort.
Frappant is dat John Hiatt in latere jaren door zal breken met zijn stijl van rhythm and blues gemengd met countryrock en terecht zijn grootste succes behaalt met Bring The Family. Bring The Family is inderdaad een meesterlijke plaat, maar Slug Line – op het snijvlak van traditie en new wave – is van een andere wereld. Het doelgerichte venijn wat zo kenmerkend is aan Slug Line – gepaard aan de strakke gitaar-bas-drums-begeleiding – is werkelijk onovertroffen.
You Used To Kiss The Girls / The Negroes Were Dancing / Slug Line / Madonna Road / (No More) Dancin’ In The Street / Long Night / The Night That Kenny Died / Radio Girl / You’re My Love Interest / Take Off Your Uniform / Sharon’s Got A Drugstore / Washable Ink
07/04/2010 Permalink
Een mooie Vergeten Klassieker.
mét de klassieker WASHABLE INK!
(Ook fraai gecovered door The Neville Brothers)
08/04/2010 Permalink
Inderdaad een prima plaat. Ik kan me nog herinneren dat Hiatt indertijd geïnterviewd werd op de Nederlandse radio en de interviewer hem een plezier dacht te doen door de nieuwe Joe Jackson te draaien (of alleen te noemen, dat weet ik niet meer). Hiatt reageerde bepaald niet enthousiast. Hij was niet blij met Jackson vergeleken te worden (ook al snijdt die vergelijking wel degelijk hout).
Voor mij is Slow Turning zijn allerbeste. In de lijn van Bring The Family maar net wat pakkender (vooral het titelnummer en Paper Thin.)
09/04/2010 Permalink
Jammer is het dat over Hiatt’s laatste album, The Open Road, op deze site niets is terug te vinden (of heb ik iets gemist ?), maar er wel ruimbaan wordt gemaakt voor een, weliswaar mooi, album uit het verre verleden. Het maakt deze site gewoon minder urgent. Ook heel veel recensies van minder bekende acts. Het lijkt wel mode om alleen meer of mindere obscure nieuwe albums te recenseren en de voor hand liggende albums (The Open Road) links laten liggen.
17/04/2010 Permalink
Ik ben het eens met Benny. Zeker wat betreft WASHABLE INK .Een van zijn allerbeste nummers.
18/04/2010 Permalink
Ook een mooi nummer van John Hiatt is Gipsy. Volgens mij nooit op een cd terecht gekomen. Hiatt zong het, als ik het me goed herinner, ooit in een documentaire van de VPRO.
20/04/2010 Permalink
Het nummer ‘You never told me you were gonna go’ (gipsy) komt voor in de VPRO-documentaire ‘Profession Musician’ uit 1987(?).
http://www.youtube.com/watch?v=0LGHcwrBXH8&feature=related