De geschiedenis van de countrymuziek is in goede handen bij Marty Stuart. In het cd-boekje van Nashville Volume 1: Tear The Woodpile Down (Sugar Hill Records) gaat hij in op zijn speciale band met Music City USA. Hij beschrijft hoe hij er in een Greyhoundbus midden in de nacht voor het eerst aankwam en ontdekte dat direct tegenover het station het Ryman Auditorium, de kerk van de countrymuziek, gelegen was. Collega Roland White zou hem er oppikken, maar die was nergens te bekennen. Voordat die kwam opdagen doolde Stuart er door de donkere straten die werden bevolkt door hoeren en drugsverslaafden. Enkele weken later zou hij er het podium opwandelen aan de zijde van Lester Flatt. Naast het diepe respect voor de traditionele musici had hij ook bewondering voor de outlaws die andere wegen wilden bewandelen. Stuart ontdekte dat de verschillen vooral in zakelijk opzicht gezocht moesten worden. De outlaws lieten zich de wet niet voorschrijven door de industrie, maar hadden alle respect voor de veteranen. Via die outlaws gaat het naar countryrock tot op een gegeven moment de platenbazen weer de macht naar zich toetrekken. Ooit, zo betoogt Stuart, was je een outlaw in Nashville als je countrymuziek omboog in rock-‘n-roll. Tegenwoordig ben je er een outlaw als je country speelt. En daarom zegt Marty Stuart: Tear The Woodpile Down. Hoe dat klinkt? Honky tonk via countryrock met heel veel respect voor oude tradities.
In 2006 schreven we lovende woorden over drie cd’s van Marty Stuart: Marty Stuart wordt gerekend tot de neo-traditionalisten die halverwege de jaren tachtig voor het eerst van zich deden spreken. Andere vertegenwoordigers in dit genre waren op dat moment Steve Earle, Dwight Yoakam, Lyle Lovett en Randy Travis, die allen in 1986 hun debuutplaat afleverden. Ze gaven het ingeslapen Nashville daarmee een enorme trap onder het gat. De muziekindustrie, klaarwakker opeens, zag grote mogelijkheden. Al snel werd er gesproken over new country en verkocht een Garth Brooks meer platen dan Michael Jackson. Die supergladde popcountry was een onaangenaam gevolg van de opleving van countrymuziek waar de neo-traditionalisten voor hadden gezorgd. Maar in zekere zin zijn de neo-traditionalisten ook verantwoordelijk voor het ontstaan van altcountry. Immers, deze stroming is weer een reactie op de gladde jongens met cowboyhoeden die de hitlijsten in de jaren negentig teistererden met hun verwaterde countrypop. Marty Stuart heeft nooit duidelijk stelling genomen in deze muziekstrijd, iets wat Steve Earle en Dwight Yoakam bijvoorbeeld wel deden. De in Nashville opgenomen albums van Stuart klonken soms behoorlijk commercieel, ook al voegde hij altijd wel elementen honky tonk, bluegrass en rockabilly toe aan zijn sound. Toch was Stuart zelf ook niet echt tevreden. Het moest anders. Stuart besloot zijn eigen koers te varen. En zo verschenen er binnen een half jaar drie totaal verschillende, stuk voor stuk absoluut overtuigende cd’s van hem. Op Live At The Ryman (Superlatone/Universal South) van Marty Stuart and his Fabulous Superlatives wordt duidelijk welk een countryhistorie de man met zich meedraagt. Dat maakt de aankondiger duidelijk als hij het publiek vertelt dat Marty als 13-jarige ook al op dit podium stond, destijds als begeleider van Lester Flatt. Op het overigens al in 2003 openomen live-album gunt Marty vooral enkele gasten veel ruimte. De op leeftijd geraakte Josh Graves steelt de show. Wat deze ‘king of the dobro’ uit zijn instrument tovert, is nauwelijks te bevatten. Ook de bijdragen van Stuart Duncan op fiddle en Charlie Cushman op banjo zijn topklasse. Marty Stuart speelt zelf tijdens het concert mandoline en akoestische gitaar. De Fabulous Superlatives Kenny Vaughan (akoestische gitaar), Harry Stinson (snare drum) en Brian Glenn (bas) voelen zich totaal op hun gemak. De registratie van het concert kenmerkt zich door de aangename ontspannen sfeer. Omdat Stuart en de Superlatives voor het concert slechts twintig minuten hadden geoefend met hun gasten werden er vooral bekende nummers gespeeld. Nou mag een zoveelste versie van Orange Blossom Special op papier tamelijk overbodig lijken, de manier waarop hier gemusiceerd wordt, doet alle twijfel wegnemen. Dit is levendige bluegrass die je nog talloze malen wilt horen.
Op Badlands (Superlatone/Universal South) gooit Stuart het over een andere boeg. Badlands is een conceptalbum over de indianenproblematiek, dat de artiest zelf vergelijkt met Bitter Tears van Johnny Cash. Als twintiger speelde Stuart enkele jaren in de band van Cash en in die tijd maakte hij kennis met de Oglala Sioux in de Badlands van South Dakota. Hij bleef de indianen opzoeken en kreeg een speciale band met hen. Voor de Oglala Sioux in South Dakota is Marty Stuart O Yate’ o Chee Ya’Ka Hopsila, oftewel the man who helps the people. De plaat begint met de zang en drums van Everett Helper. Diens broer Marvin, een medicijnman, levert ook enkele bijdragen. Stuart wordt wederom begeleid door zijn Fabulous Superlatives en een aantal andere gasten. Ook de vrouw van Stuart, countryzangeres Connie Smith, is present met woordloze zang op Hotchkiss Gunner’s Lament. Stuart zag haar voor het eerst optreden in een reservaat voor Choctaw-indianen in Mississippi, vijfentwintig jaar later zou hij met haar trouwen. In de titelsong rockt Stuart op een rockabilly-beat over de prairie, in Trip To Little Big Horn begint hij als zijn voorbeeld Johnny Cash enigszins te praatzingen. In Old Man’s Vision is dat nog veel duidelijker het geval, de sfeer doet hier sterk denken aan het solowerk van Robbie Robertson, overigens ook iemand die zich regelmatig met de indianenproblematiek heeft bezig gehouden. Al met al is het een afwisselend album. Big Foot valt bijvoorbeeld op door een heerlijke steelgitaar. In Broken Promise Land verhaalt Stuart van een bezoek van president Clinton aan het indianenreservaat. waar Everett en Marvin Helper wonen. Clinton sprak mooie woorden, maar het was weer hetzelfde liedje als altijd; het bleken loze beloften. Het is een ijzersterk nummer van ruim zes minuten met gitaarwerk dat niet zou misstaan op een plaat van Chris Isaak en lekker toetsenwerk. Dit is een plaat boordevol engagement, een ambitieus project en volledig geslaagd.
.
Het laat zich niet moeilijk raden welke kant het op gaat met Souls’ Chapel (Superlatone/Universal South). De eerste tonen van de plaat zou je zweren dat het geweldige Dark End Of The Street van Spooner Oldham en Dan Penn wordt ingezet, maar de elektrische gitaar maakt de luisteraar alleen maar even lekker voor wat volgt. Wat dat is? Allereerst fantastische zang van zowel Marty Stuart alsook wederom de Fabulous Superlatives Harry Stinson, Brian Glenn en Kenny Vaughan. Het is buitengewoon knap hoe deze mannen zich hier in de gospel storten, net zo geloofwaardig als wanneer ze bluegrass spelen. Of wat dan ook. De invloed van met name The Staple Singers is hier evident. Mavis Staples zelf brengt Move Along Train naar een climax. Marty Stuart groeide op met deze muziek in Mississippi. Hij hoorde het de hele tijd op de radio. Churchhouse rock and roll noemt hij het en dat is een goede omschrijving. Met The Staple Singers had Stuart in 1994 al eens het nummer The Weight opgenomen van The Band voor de verzamel-cd Rhythm, Country & Blues. Als gezegd, Marty Stuart heeft als neo-traditionalist al een enorme staat van dienst, maar met drie bijzondere albums heeft hij ongelooflijk werk verricht. Behalve door de uitmuntende zang valt Souls’ Chapel ook nog op door de rinkelende en stekende gitaren. Toetsenist Barry Beckett mag ook niet onvermeld blijven. Marty Stuart zit niet graag stil. Als hij niet op een podium staat of in een studio vertoeft, dan hanteert hij een fototoestel. Binnenin de uitklapbare hoes van Badlands staan sterke foto’s in zwart-wit van zijn hand en ook op Souls’ Chapel zijn foto’s van hem te vinden. Verder heeft de man nog een enorme collectie westernkleding verzameld. Pure countryhistorie. Marty Stuart is een groots artiest. Trad hij eigenlijk ooit wel eens op in Nederland?
11/10/2012 Permalink
Volledig mee eens. Marty Stuart is een gruwelijk onderschatte figuur die mij keer op keer blijft verrassen met meesterlijke albums. Alleen spijtig dat hij zelden of nooit de weg naar het Europese vasteland weet te vinden. Ik weet dat hij ooit, jaren geleden, in België is geweest met een packagetour samen met o.a. Emmylou Harris en Patty Loveless.
25/10/2016 Permalink
Een erg late reactie, ik weet het, maar ik heb deze site dan ook pas vandaag voor het eerst bezocht. Om terug te komen op de vraag of Marty Stuart ooit in Nederland heeft opgetreden is het antwoord: Ja! In 1995 trad hij in Den Haag op, samen met Emmylou Harris en Trisha Yearwood.
Marty Stuart is mijn eerste serieuze kennismaking met country muziek. Dankzij de Britse rocker Shakin’ Stevens die in 1992 de Marty Stuart hit Little Things coverde. Sindsdien bijna alles aangeschaft van Marty Stuart. Grote commerciële successen kent hij al jaren niet meer. De tegenvallende verkoopcijfers van zijn meesterwerk, het conceptalbum The Pilgrim uit 1999, waren een reden voor zijn platenmaatschappij MCA om hem te droppen. Gelukkig heeft Marty Stuart zich daarna weer herpakt en maakt hij alleen nog maar muziek waar hij zelf volledig achter staat.
Helaas treedt hij in Europa sporadisch op. Een jaar of 5 geleden deed hij nog een korte tournee in Groot-Brittannië en verder verscheen hij af en toe op een festival in Frankrijk of Zwitserland, maar de laatste paar jaar schittert hij door afwezigheid op de Europese podia.