Dat The Flatlanders tegenwoordig beschouwd worden als de aartsvaders van altcountry is op zijn minst opmerkelijk. Begin jaren zeventig vielen de Texanen Joe Ely, Butch Hancock en Jimmie Dale Gilmore namelijk vooral (niet) op door een totaal gebrek aan ambitie. Dat de eerste opnamen bijna veertig jaar zoek waren is tekenend voor de allesbehalve professionele houding. Met The Odessa Tapes (New West/Rough Trade) is een stukje Texaanse muziekgeschiedenis alsnog aan de vergetelheid ontrukt. De banden bleken in een kast te liggen bij Sylvester Rice, destijds de bassist. Tijdens een grote schoonmaak onlangs gevonden. De gewaarschuwde Lloyd Maines zag direct de historische waarde van het materiaal. Tot aller verrassing bleek de geluidskwaliteit uitstekend.
Het was overigens nog een hele klus om goede apparatuur te vinden voor de over drie sporen lopende banden. Die achterhaalde techniek bleek vrijwel nergens meer gebruikt. Chet Atkins had in Nashville de beschikking over een dergelijke tapemachine, maar hij liet Ely weten dat hij die puur voor eigen gebruik hield. Bij Capitol in Los Angeles had hij meer succes. Op machines die vroeger Nat King Cole en Frank Sinatra hadden vastgelegd – het orkest in stereo en de zang via de derde speaker – klonken nu The Flatlanders.
Ely en consorten hadden destijds geen idee of de studio in Odessa iets voorstelde. Ze waren van Lubbock naar Odessa gereden en keerden in de nacht terug nadat ze veertien nummers hadden ingeblikt. De studio was eigendom van Tommy Allsup, die in de band van Buddy Holly had gespeeld. Dat hij zijn zaakjes uitstekend voor elkaar had, is nu pas doorgedrongen tot de inmiddels zeer ervaren Flatlanders.
Een stelletje amateurs waren ze destijds. Liefhebbers die helemaal niet bezig waren met een toekomst als artiest. Al wisten ze wel degelijk dat er geld mee te verdienen viel, zo valt op te maken uit het refrein van Rose From The Mountain: Where a good guitarpicker makes more money than a cowboy / So I thought I try my luck makin’ records in LA. Maar de studio’s in Los Angeles, waar op dat moment de hoogtijdagen van de countryrock gaande waren, bleken nog ver weg voor The Flatlanders. Zoals gezegd, ze hadden ook geen enkele ambitie. Bovendien vonden ze met hun bijzondere countryfolk met prominente rol voor zingende zaag nergens aansluiting. Niet bij de cosmic cowboys in Los Angeles en al helemaal niet in het conservatieve Nashville. En dat vonden ze eigenlijk prima zo.
Over conservatief gesproken. Thuisstad Lubbock staat bekend als aartsconservatief. Maar zoals dat gaat, er is altijd een tegenbeweging. Ely, Clark en Gilmore leefden met nog veel meer mensen in een huis waar volgens de overlevering altijd wel iemand wakker was. In dat opzicht is er trouwens een aardige overeenkomst met de Nederlandse band CCC Inc. waarvan de leden rond die tijd ook in een soort commune samenleefden. Ook een band die nauwelijks bij een stroming onder te brengen was. En zoals Joe Ely eind jaren zeventig naam maakte met zijn Texas rockin’ country, zo vierde Ernst Jansz enkele jaren later successen met Doe Maar.
Afijn, in dat oerconservatieve Lubbock hadden The Flatlanders elkaar gevonden. Een bijzonder clubje trouwens. Gilmore zocht zijn heil in oosterse mystiek wat in zijn muziek tot uiting kwam in het nummer Bhagavan Decreed. Met zijn nasale stem zorgde hij voor de country, zijn vader speelde ook al in een countryband. En die stem van hem, dat was gewoon een instrument van de immer aanwezige wind in West Texas. Butch Hancock bracht folk. Hij schreef zijn liedjes op het tsjakke-tsjakke-tsjakke van de tractor waarmee hij lange rechte lijnen trok over het land van de familieboerderij. Die West Texas waltzes and dust blown tractor tunes, zoals later een elpee van hem als titel zou dragen, waren vooral beïnvloed door Woody Guthrie. Verder bekwaamde Hancock zich in fotografie en ontwikkelde hij een serieuze interesse in architectuur. Ely op zijn beurt was de rocker van de drie. Hij reisde als hobo op goederentreinen door heel Amerika, trok met een theatergezelschap door Europa en verzorgde de lama’s en ’s werelds kleinste paard bij Ringling Bros. Circus.
Nadat Ely eind jaren zeventig met zijn eigen band naam had gemaakt en hij vooral in Engeland een schare fanatieke fans had opgebouwd, waaronder Joe Strummer van The Clash, verscheen op het Engelse label Charly in 1980 One Road More van The Flatlanders. Daarop zijn de opnamen te vinden die in 1972 enkele maanden na de reis naar Odessa werden gerealiseerd in Nashville. All American Music was de beoogde titel voor de elpee waarvan alleen enkele exemplaren als eight-track het licht zouden zien. Nadat Charly de Europese markt had bediend, duurde het nog tien jaar voordat Rounder veertien van die zeventien nummers in Amerika zou uitbrengen als More A Legend Than A Band.
Legendarisch. Aartsvaders van de altcountry. Wie had dat kunnen denken in 1972? The Flatlanders in ieder geval niet. Dat Joe Ely iemand een lift had gegeven die hem als dank daarvoor een elpee uit zijn rugzak had geschonken, daarmee was het eigenlijk allemaal begonnen. Die persoon was Townes Van Zandt en de elpee die hij weggaf was zijn debuut For The Sake Of The Song. Het inspireerde Ely, Hancock en Gilmore. Dat ze bijzonder waren, wisten we al lang. The Odessa Tapes bevestigt dat nog eens. Van de veertien nummers werden er twee maanden later tien ook vastgelegd in Nashville. De versies van Odessa klinken net iets losser. Met Gilmore als eerste zanger en op akoestische gitaar; Ely op gitaar, dobro en zang; Hancock op gitaar, mondharmonica en zang; Tony Pearson op mandoline, basgitaar en zang; Steve Wesson op autoharp en zingende zaag; Sylvester Rice op staande bas.
Blijft de vraag: moeten we Rice nu dankbaar zijn of juist niet? Hij had al dit prachtige materiaal al die tijd in zijn kast staan zonder dat iemand het wist. Nou ja, eind goed, al goed, want The Odessa Tapes is een prachtig document fraai uitgevoerd in een kartonnen klaphoesje met uitvoerige linernotes en als extraatje een dvd met interview met een terugkijkende Joe Ely, Butch Hancock en Jimmie Dale Gilmore.
24/12/2012 Permalink
5 sterren op de valreep. Eigenlijk best wel terecht, want dit is een uiterst genietbare Flatlanders plaat.
29/12/2012 Permalink
Wat mij betreft samen met Dan Penn (The Fame Recordings) de reissue
van 2012. Brengt me bij een vraag: waar blijven jullie jaarlijstjes!
29/12/2012 Permalink
Jaarlijstjes? Komen voor 1 januari!