Guy Davis – James Cotton – Ronnie Earl and the Broadcasters – Blues Traveler – John Popper & the Duskray Troubadours – Devon Allman – Dave Kelly – Matt Woosey Band – Fat Harry & the Fuzzy Licks – Walter Rootsie and his Blue Connection – Sax Gordon
Op Juba Dance (Dixiefrog/Bertus) werkt bluesartiest Guy Davis samen met mondharmonicaspeler Fabrizio Poggi. De Italiaan is een ervaren rot die eerder al mensen als Garth Hudson, Eric Bibb, Zachary Richard, Charlie Musselwhite, Flaco Jimenez, Little Feat en The Blind Boys Of Alabama begeleidde. Die laatste gospelgroep is trouwens ook hier te horen op See That My Grave Is Kept Clean. Davis speelt allerlei snareninstrumenten en stampt erbij met zijn voeten. Zelf blaast hij ook op de mondharmonica tijdens deze aanstekelijke set countryblues. Naast eigen nummers staan er covers op Juba Dance van Muddy Waters, Josh White en Blind Willie McTell.
James Cotton heeft geen gast met mondharmonica nodig, dat is immers helemaal zijn ding. Hij wordt wel bijgestaan door ervaren studiomusici. Bijzonder is dat op de nummers van Cotton Mouth Man (Alligator/Munich) het leven van Cotton centraal staat. Producer Tom Hambridge schreef de nummers met Richard Fleming, terwijl Cotton zelf ook zijn steentje bijdroeg. De nummers worden gezongen door Darrell Nulisch, Gregg Allman, Keb Mo, Warren Haynes, Ruthie Foster en Delbert McClinton.
Ronnie Earl and the Broadcasters doen het zonder zanger op het op drie locaties in de Amerikaanse staat Massachusetts opgenomen live-album Just For Today (Stony Plain/Munich). Al sinds eind jaren zeventig is Earl actief in het levend houden van met veel soul gebrachte blues waar hij bovendien heerlijke jazzlicks doorheen gooit. De gitarist wordt begeleid door Lorne Entress (drums), Jim Mouradian (bas) en toetsenist Dave Limina. Op twee seconden na tachtig minuten muziek. Enne, op het eind dan toch nog zang. I’d Rather Go Blind wordt dankzij Diane Blue countrysoul in de stijl van Staple Singers.
Van Blues Traveler verscheen eind vorig jaar Suzie Cracks The Whip (Floating World/Bertus). In de jaren negentig was de band rond mondharmonicaspeler John Popper een van de grote namen in de wereld van jambands. Ron Sexsmith schreef drie nummers met Popper. Het is een opmerkelijke combinatie, de man van de stampende, scheurende blues die de gevoelige singer-songwriter binnenhaalt. Nou moet wel gezegd dat Blues Traveler al op het vorige album, North Hollywood Shootout, zocht naar nieuwe meer op pop georiënteerde wegen. Een trend die hier dus wordt voortgezet.
Rootsrock en americana is hetgeen deze John Popper met een andere begeleidingsband wil brengen. John Popper & the Duskray Troubadours (Floating World/Bertus) werd geproduceerd door Jono Manson, die tevens deel uitmaakt van de band. De broers Chan Kinchla (gitaren) en Tad Kinchla (bas) zijn er gewoon op beide platen bij. Doordat Jono Manson ook op allerlei gitaren actief is, hebben we hier te maken met melodieuze gitaarrock. Met altijd de piepende mondharmonica van Popper die de gaten vult. Als zanger heeft Popper souplesse. Heel fraai is de witte soul van Hurt So Much, terwijl de wild rockende afsluiter Leave It Up To Fate hem net zo makkelijk afgaat.
Naast het samenwerkingsverband met Cyril Neville in Royal Southern Brotherhood is Devon Allman ook actief onder eigen naam. Turquoise (Ruf/Munich) speelde de gitarist vol met een triobezetting als basis. Verder nodigde hij enkele gasten uit zoals Luther Dickinson, die lead- en slidegitaar speelt op When I Left Home, het eerste nummer van deze plaat. Devon is de zoon van Gregg Allman, maar het gitaarspel van junior neigt af en toe meer naar Santana, luister bijvoorbeeld maar naar de solo’s op There’s No Time. Op de binnenhoes staat een foto waarop hij een T-shirt met Staxlogo draagt, hetgeen iets zegt over de muzikale koers op Turquoise. Devon Allman is in de eerste plaats een soulman.
Op We Had It All (Rosala Records/Bertus) kijkt Dave Kelly terug op zijn muzikale loopbaan middels 18 onuitgebrachte nummers. De Britse bluesgitarist werkte samen met mensen als Eric Bibb, Maggie Bell, Long John Baldry, Christine Collister, allemaal te horen hier. De passie van Kelly begon bij oude rock-‘n-roll en die interesse is met name op het oudere werk op dit verzamelalbum duidelijk waarneembaar. Blues en rockabilly komen er bij elkaar. Afwisseling volop, zo komt na een in 1969 live opgenomen Dust My Blues (met Kelly op het podium naast Howlin Wolf, de matige geluidskwaliteit neem je dan voor lief) een volgend moment folk voorbij met Good Riddance. Bijzonder is ook de cover van Ramblin Gal (Hank Williams had het natuurlijk over Ramblin’ Man) door Jo-Anne Kelly met Dave op lapsteel. Een nummer als True Love Is A Compromise is erg fijne pubrock.
Het is een behoorlijk drukke bedoening op de opener Black Smoke Risin’ van On The Waggon (eigen beheer) van Matt Woosey Band. De Engelsman speelt met een enorme drive. Zijn percussieve gitaarspel is krachtig en dwingend. Dat we hier niet te maken hebben met zomaar een plaatje van een Britse bluesknakker blijkt wel uit de vergelijking die op de site Johnny’s Garden werd gemaakt. Daar werd gewezen op de overeenkomst met Tim Buckley en daar kan ik helemaal in mee gaan. Luister maar eens naar Don’t Need Money dat op eenzelfde manier dat licht ontvlambare heeft. Die hoge uithalen van Buckley hoor je ook terug op Find A Way, dat overigens qua zang ook wel iets heeft van zowel Tragically Hip als Golden Earring. Woosey beperkt zich niet tot blues, folk is ook zijn ding zoals blijkt op bijvoorbeeld Elsie May.
Fat Harry & the Fuzzy Licks komen uit Rotterdam. De meeste nummers op Hard Lovin’ Man (Continental Europe/Munich) werden geschreven door ‘Fat’ Harry Dorth en de andere bandleden gezamenlijk. Dat betekent goede onderlinge verhoudingen en uit zich in strak samenspel. Harry is een volgeling van de drie blueskoningen Albert, BB en Freddie. De funky gitaarlijnen van het titelnummer steken mooi af tegen de blazers die op de helft van de nummers aanwezig zijn. Slippin’ & Slidin’ is andersoortige blues, zoals de titel al aangeeft. Het album blijft door die diversiteit aan stijlen binnen de blues lekker afwisselend. Heeft ongetwijfeld ook alles te maken met de rol als begeleiders van Amerikaanse bluesmusici die Fat Harry & the Fuzzy Licks regelmatig vervullen.
Walter Rootsie and his Blue Connection bestaat uit de Nederlander Walter Hopmans (zang, akoestische gitaar, percussie) en zijn Finse begeleiders. Dark Water (eigen beheer) is het tweede album na Get Up And Go uit 2007. Gezondheidsproblemen van Hopmans hebben de boel even stil gezet, maar met dit nieuwe album wordt de samenwerking voortgezet. Overigens is de Nederlander Mike Roelofs verantwoordelijk voor de warmte van een Hammond B3. Alle nummers werden geschreven door Walter. In feite gaat het hier trouwens veel meer om heartland rock dan om blues. En Heard Silence is border beat zoals het in het grensgebied van Texas en Louisiana wordt gemaakt. Op de Engelse uitspraak is wel iets aan te merken, maar liever een beetje een accent dan krampachtig iets proberen na te doen.
Op Showtime (Continental Blue Heaven/Munich) tot slot nog een portie rhythm & blues van Sax Gordon. De nummers van de Amerikaan lopen uiteen van ballads naar wilde rockers. Hij scheurt op zijn instrument zoals ooit Bill Doggett het deed op de klassieker Honky Tonk. Waarbij we met een opzichtige truc de aanwezigheid van Sax Gordon op deze site over altcountry toch kunnen verdedigen. Niet dat we dat nodig vinden overigens.
Reageren
»Nog geen reacties.
RSS feed for comments on this post. TrackBack URL
Plaats een reactie