James Talley was een schilder: hij studeerde eind jaren zestig af met een diploma in de Schone Kunsten van de universiteit van New Mexico. Hij vertrok naar Nashville en werd een songwriter. Maar hij bleef een kunstenaar. Met een vaste hand schilderde hij de levens van ‘gewone Amerikanen’: hobo´s, boeren, dronkaards, berooide landarbeiders, verstoken van elke vorm van succes of rijkdom maar trots op hun eenvoudige bestaan in het oude hart van Amerika. Ondanks de steun van John Hammond duurde het even voor Talley voet aan de grond kreeg in de country-hoofdstad van Amerika. In 1975 kwam eindelijk zijn debuut uit op Capitol Records, onder de memorabele titel: Got No Bread, No Milk, No Money, But We Sure Got a Lot of Love. Het bleek het startschot voor een indrukwekkende carrière: Talley nam een twaalftal albums op en zijn liedjes werden onder meer gecovered door Gene Clark, Johnny Cash, en zelfs door Moby. Van commercieel succes was nooit sprake, maar het heeft er alle schijn van dat Talley daar ook weinig aan gelegen is.
Zijn eerste album – in 2006 heruitgebracht op Talleys eigen label Cimarron Records – blijft een klassieker in het americanagenre. Duidelijk geïnspireerd door Woody Guthrie en Jimmie Rodgers, trekt Talley toch een duidelijk eigen pad. Meteen in het eerste nummer getuigt hij van zijn eerbied voor de traditie: W. Lee O’Daniel and the Light Crust Dough Boys – weer zo’n pakkende titel – is een up-beat eerbetoon aan een Texaanse western swing-band uit de jaren dertig, die geleid werd door W. Lee O’Daniel, later gouverneur van Texas.
De rest van het album bestaat uit authentieke country- en folkmuziek vol steel guitars en fiddles, waarin Talleys begaanheid met zijn landgenoten blijkt, maar soms ook een persoonlijkere noot doorklinkt. Een van de hoogtepunten is Megan Oklahoma, dat begint als een up-tempo herinnering aan een kermis lang geleden. Maar dan valt de muziek plots stil en maakt de opgewekte stemming plaats voor een nostalgische treurzang voor een verdwenen tijd. Even later wordt het eerdere ritme weer opgepakt, maar dan is duidelijk dat er iets onherroepelijk verloren gegaan is.
De droevigere kant van Talley komt ook naar voren in de stemmige countryballad waarmee het album besluit, Take Me to the Country. “Take me from destruction, from the anger and the pain,” zingt hij in een lied vol verlangen naar eenvoud en liefde, ver van de hectiek van de grote stad. Maar Talley heeft ook het talent om liedjes te schrijven die vrolijk stemmen zonder dat ze oppervlakkig overkomen. Give Him Another Bottle, bijvoorbeeld, moet een van de meest opgewekte nummers over alcoholisme zijn, compleet met fiddle-solo en modulatie in het laatste refrein.
Het is nu veertig jaar geleden sinds James Talley zijn penseel inruilde voor een plectrum, en zijn eerste stappen in de muziekwereld zette. Maar hij is nog steeds actief, zoals blijkt uit zijn site, de heruitgaven van zijn muziek, en zijn sporadische optredens, zoals dit indrukwekkende optreden uit 2010, met Joost van Es op viool. Toch blijft zijn allereerste album de beste introductie tot zijn werk. Het is een album van een grote eerlijkheid, eenvoud, en aardse wijsheid, waaruit een heldere visie op muziek en kunst spreekt, die Talley altijd trouw is gebleven. Zoals hij zelf schrijft:
Is it not the function of art to move people – to help them feel, to cry, to laugh, to think, to inspire – and to recognize and touch their uniqueness, as well as their common humanity?
10/10/2014 Permalink
Mooie plaat.
Ik heb een dubbel-cd, maar ik zoek deze nog op vinyl. Als iemand wil ruilen, hoor ik wel.
10/10/2014 Permalink
Vele malen beter vind ik zijn album The road to Torreon.
Deze cd,gestoken in een box op lpformaat met een schitterend 100 pagina’s dik fotoboek van de fotograaf Cavalliere Ketchum, is een tijdloos document.
(Bear family. 1991)
12/10/2014 Permalink
Bedankt voor de aanvulling. Van The Road to Torreon ken ik alleen enkele losse nummers, maar ik zal dat hele album dan ook eens opzoeken.
13/10/2014 Permalink
Ja die Box heb ik ook nog Theo en is zeer de moeite waard!
22/09/2015 Permalink
Gisteren live aan het werk gezien in De Parel van Zuilen, met wederom Joost van Es op viool (en mandoline en gitaar) en Janos Koolen (elektrische gitaar en mandoline). Hij speelde onder meer bovengenoemd W. Lee O’Daniel and the Light Crust Dough Boy maar ook Calico Gypsy van dit album. En nog heel veel meer van latere albums. Mooi hoor.
23/09/2015 Permalink
Hoi Hugo, ik vond het heel leuk om jou persoonlijk te ontmoeten. Een gezicht achter alle recensies is altijd leuk om te zien. Over smaak van muziek praten is altijd gezellig om te doen. Bedankt voor al jouw werkzaamheden op recensiegebied en het bijhouden van de concertagenda.
Ik ben super dankbaar dat ik mede dankzij jou een subliem concert van een van mijn vele idolen in het prachtige de Parel van Zuilen onder de inspirerende leiding van Joost van Es heb kunnen bijwonen. Keep up the good work in favor of our beloved (Americana) music.