Jimmie Vaughan – The Duke Robillard Band – Doyle Bramhall II – Reese Wynans and Friends – Kenny Wayne Shepherd Band
Met covers van Lloyd Price, Huey Meaux, Lefty Frizzell, Richard Berry, Chuck Willis, Clifford Scott/Billy Butler, T-Bone Walker, Ted Jarrett/Campbell Connelly, Dave Bartholomew/Fats Domino, Clarence ‘Gatemouth’ Brown en Jimmy Reed laat Jimmie Vaughan horen dat hij na vijftig dienstjaren als musicus nog altijd met soepel gemak de blues naar zijn hand zet. En het mooie is dat zijn Texaanse stijl op Baby, Please Come Home (The Last Music Company/Bertus) net zo makkelijk country incorporeert als soul. Aan krachtpatserij heeft de broer van de veel te vroeg overleden Stevie Ray altijd een broertje dood gehad. Zijn economische stijl is niettemin nog altijd net zo gloedvol als in de jaren 80 bij The Fabulous Thunderbirds.
Duke Robillard nam later de rol van gitarist bij The Fabulous Thunderbirds waar. Ook hij is al ruim 50 jaar actief in de muziek. In 1967 richtte hij samen met Al Copley in Rhode Island Roomful Of Blues op. Op Ear Worms (Stony Plain/Bertus) begint hij met Don’t Bother Trying To Steal Her Love, een eigen compositie die zwaar leunt op het werk van Chuck Berry. The Duke Robillard Band is op de covers die daarna volgen al net zo bedreven in het hele spectrum van blues naar soul en van soul naar country. Of van country naar rock. En voor jazz en swing draait hij zijn hand ook niet om. Met Rawhide van Link Wray stuitert hij net zo makkelijk naar surf. Robillard heeft een cv waar je niet omheen kan; Tom Waits, Bob Dylan en vele anderen maakten gebruik van zijn bedrevenheid als gitarist.
Doyle Bramhall II tourde op 18-jarige leeftijd ook al als gitarist met The Fabulous Thunderbirds. De vader van Doyle Bramhall II is de in 2011 overleden Doyle Bramhall en die speelde in de jaren 70 drums in bands met zowel Jimmie als Stevie Ray Vaughan. Dus zo raar is het niet dat zoonlief ook werd opgenomen door de T-Birds. De jonge Bramhall bouwde daarna ook al een enorm cv op. Met Arc Angels werkte hij begin jaren 90 met de ritmesectie van Double Trouble (drummer Chris Layton en bassist Tommy Shannon, die als zodanig in dienst waren van Stevie Ray Vaughan) en gitarist Charlie Sexton en daarna ging het pas echt goed los. De lijst van namen met wie hij samenwerkte is nauwelijks te bevatten: B.B. King, Eric Clapton, Neil Finn, Sheryl Crow, Rodney Crowell, Derek Trucks, Willie Nelson, Elton John, Paul Young enz. Shades (Provogue/Mascot Label Group) is een formidabel werkstuk van de Texaan, niet in het laatst door de geweldige productie die door hem zelf werd gedaan. Er zit een ongekende diepte in de sound, die daardoor ook voor hififreaks veel te bieden heeft. Op Love And Pain en Hammer Ring schiet hij stilistisch van Lenny Kravitz naar JJ Grey. Op Everything You Need speelt Eric Clapton een potje mee. Norah Jones zingt met meer soul dan op haar eigen albums tweede stem op Searching For Love. Op Live Forever (met Greyhounds) staan wat Hendrix-citaten. Het psychedelische Parvanah neigt ook wat naar grunge, maar is netter. De met Tedeschi Trucks Band opgenomen cover van Going Going Gone (van Dylan) heeft heerlijk lange bluesy gitaarlijnen. Bramhall II kiest steevast voor originele zijwegen op een moderne soulplaat die getuigt van kennis van en respect voor uiteenlopende muziekstijlen waarop hij eigenwijs voortborduurt. Groots.
Toetsenist Reese Wynans speelde bij, jawel, Double Trouble en na de dood van Stevie Ray Vaughan bij onder anderen Joe Ely en Delbert McClinton. Daarna trok hij naar Nashville om er op (soms wat gladde) countryplaten te spelen, om zich daarna weer meer op blues te richten. Dat laatste in dienst van onder anderen Buddy Guy, John Mayall, Los Lonely Boys en Joe Bonamossa. Sweet Release (Provogue/Mascot Label Group) staat op naam van Reese Wynans and Friends. Onder die vrienden vinden we Doyle Bramhall II en verder ook Kenny Wayne Shepherd. Wynans schreef alleen mee aan opener Crossfire, waarachter ook de namen van Chris Layton, Tommy Shannon, Bill Carter en Rut Ellsworth staan. Verder wordt de bekendste Vaughan herdacht met vier nummers, waaronder een geschreven met Doyle Bramhall II.
Kenny Wayne Shepherd herinnert zich dat hij Stevie Ray Vaughan zag spelen toen hij zeven jaar oud was. Zijn vader, een radioman en concertorganisator, had hem meegenomen naar een optreden van de SRV-man. Later zou ook Shepherd met Double Trouble touren. Op The Traveler (Provogue/Mascot Label Group) zit Chris Layton achter de drums. Depakt de artiest uit Louisiana het stevig aan. In tegenstelling tot de andere hier besproken releases is dit er toch wel een van behoorlijk dikke planken. Op Woman Like You glijdt de gitaar met grijpgrage vingers langs de rondingen. Op een nummer als Long Time Running valt zelfs aan Kiss te denken. Maar dan wel met blazers en toch ook wel soul. Op Tailwind springt hij op de fiets en klinkt zijn zang anders, alsof Warren Zevon op de pedalen staat. Op het album staan twee covers: Turn To Stone van Joe Walsh en Mr. Soul dat Neil Young voor Buffalo Springfield schreef. Het nummer begint in deze uitvoering bijna als Satisfaction van de Stones. Die keuze kan worden verklaard door zijn samenwerking met Stephen Stills in de band The Rides. Shepherd staat 13 juli op North Sea Jazz Festival.
Reageren
»Nog geen reacties.
RSS feed for comments on this post.
Plaats een reactie